Yerseke – 2e Tholseindeweg 3. Gemeente Reimerswaal.

DOI

Op basis van de beschikbare aardwetenschappelijke, archeologische en historische gegevens werd in het archeologisch bureauonderzoek een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Er kon samengevat gesteld worden de landschappelijke ondergrond van het plangebied bestaat uit Afzettingen van Duinkerke II en III (jonge zeeklei, Laagpakket van Walcheren) op afzettingen van het Hollandveen Laagpakket op afzettingen van het Laagpakket van Wormer (oude zeeklei) op afzettingen van het Laagpakket van Wierden (pleistocene dekzand).Op de gemeentelijke Maatregelenkaart Laag 4 gold een gematigde verwachting voor het aantreffen van vindplaatsen uit de Vroege prehistorie tot en met het Midden-Neolithicum op de top van het pleistoceen dekzand waarop zich vindplaatsen uit deze periode kunnen bevinden. Gezien de relatief lage ligging van de top van het dekzand, op basis van de beschikbare geologische gegevens vanaf circa 8,00 meter –NAP, werd deze verwachting in het verwachtingsmodel bijgesteld naar een lage verwachting. Voor het niveau van het Laagpakket van Wormer (Laat-Neolithicum) gold een eveneens een lage verwachting voor het aantreffen van vindplaatsen. Ook voor de Bronstijd (niveau onderkant Hollandveen) gold een lage verwachting, vanwege het natte karakter van het toenmalige landschap en de daar aan gerelateerde afwezigheid van vindplaatsen in het veen in de regio. Voor IJzertijd en Romeinse Tijd, niveau top van het Hollandveen Laagpakket, gold een hoge verwachting vanwege de vondsten in dit niveau in de regio. Voor de Vroege Middeleeuwen (niveau Duinkerke II afzettingen) gold, vanwege ligging van het plangebied in het komgebied en de afwezigheid van vindplaatsen in de regio, een lage verwachting. Voor de Late Middeleeuwen (niveau Duinkerke II afzettingen) gold een middelhoge verwachting vanwege de vindplaatsen die in de omgeving van het plangebied, en met inachtneming van de relatief lage ligging in het komgebied. Voor de Nieuwe Tijd (niveau Duinkerke III afzettingen) gold, vanwege het ontbreken van cartografische referenties een lage verwachting op het aantreffen van vindplaatsen.Tijdens het inventariserend veldonderzoek werd het opgestelde verwachtingsmodel middels zeven verkennende boringen (tot maximaal 4,30 meter beneden maaiveld) getoetst. Hierbij dient opgemerkt dat dit veldonderzoek gericht was op het toetsen van de (geologische) verwachting en niet op het opsporen van eventuele vindplaatsen.Uit het booronderzoek blijkt dat binnen het plangebied de ondergrond, overeenkomstig de vooraf beschikbare geologische informatie, bestaat uit afzettingen van het Laagpakket van Walcheren gelegen op afzettingen behorende tot het Hollandveen Laagpakket op afzettingen behorende tot het Laagpakket van Wormer. De verwachting voor het niveau pleistoceen dekzand (Laagpakket van Wierden) kon vanwege grote diepteligging niet getoetst worden. Onderin de boringen is de top van het Laagpakket van Wormer aangetroffen op diepte tussen 3,33 en 3,71 meter –NAP (3,55 en 3,75 meter beneden maaiveld). Gezien de intactheid van dit niveau kan de verwachting voor het Laat-Neolithicum op laag vastgesteld blijven.De top van het hierboven gelegen Hollandveen Laagpakket is als gevolg van mariene invloeden geërodeerd en is gelegen tussen 1,78 en 2,43 meter –NAP (1,95 – 2,65 meter beneden maaiveld). In boring 5 is het veen grotendeels weggegraven (moernering); hier resteert nog slechts 0,22 meter veen. Voor het niveau onderzijde Hollandveen (Bronstijd) blijft de verwachting op basis van het bureauonderzoek ongewijzigd op een lage verwachting. Voor de top van het veen (IJzertijd en Romeinse Tijd) vervalt de verwachting, gezien de aantasting van dit niveau als gevolg van erosie (boringen 1 t/m 4, 6 en 7) en als gevolg van moerneringen (veenontginning, boring 5).Bovenop de Hollandveen bevinden zich tot aan de bouwvoor kom- en geulafzettingen van het Laagpakket van Walcheren, hier Duinkerke II en III afzettingen. Dit landschap ligt relatief laag ten opzichte van de kreekrug waarop Yerseke is gesticht en is daarmee minder geschikt voor bewoning. Rekeninghoudend met dit gegeven en de intactheid van dit niveau kan de verwachting voor de Vroege Middeleeuwen gehandhaafd blijven op een lage verwachting. Voor de Late Middeleeuwen geldt gezien het ontbreken aanwijzingen voor bodemvorming, antropogene ophogingen en archeologische indicatoren binnen dit laagpakket, die kunnen wijzen op de aanwezigheid van vindplaatsen, een bijstelling naar een lage archeologische verwachting. Voor de Nieuwe Tijd geldt dat er bij het inventariserend veldonderzoek eveneens geen aanwijzingen zijn voor bewoning binnen het plangebied zijn gevonden. De verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit deze periode blijft daarmee laag ingeschat.Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek is de archeologische verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit het Laat-Neolithicum, de Bronstijd, de Vroege en Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd vastgesteld op een lage verwachting. Voor de IJzertijd en Romeinse Tijd vervalt de verwachting.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/DANS-2BV-FN9R
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/DANS-2BV-FN9R
Provenance
Creator G.P.A. Besuijen
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor J.E.M. Wattenberghe; Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed
Publication Year 2017
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact J.E.M. Wattenberghe (Artefact)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 9510644; 10867; 9513; 910; 6987
Version 1.0
Discipline Humanities