Laagland Archeologie heeft in maart 2020 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Dorpsstraat 70 te Lattrop Breklenkamp. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de sloop van de huidige bedrijfsgebouwen ten gunste van nieuwbouw.Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd.Op basis van het bureauonderzoek kunnen resten uit alle perioden worden verwacht. Voor de periode laat-Paleolithicum tot en met vroeg-Neolithicum en de periode IJzertijd – Nieuwe Tijd geldt een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten. Voor de periode midden-Neolithicum –Bronstijd is sprake van een middelhoge verwachting. Op de kadastrale kaart van 1832 is een boerderij aangegeven. Het boerenerf is vermoedelijk terug te voeren tot de 17e of 18e eeuw. De bebouwing lag waarschijnlijk in het zuidelijke deel van het plangebied, dat tot op heden aldoor bebouwd is geweest. De conservatie van voorgangers van de boerderij is daarom mogelijk slecht of matig. Voor het noordelijke deel van het plangebied waar aldoor een plaggendek is geweest, is waarschijnlijk sprake van goede conserveringsomstandigheden. Dit verwachtingsmodel is getoetst en aangevuld door middel van verkennend booronderzoek. Het verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zonodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de bodem in de te bebouwen delen tot in de C-horizont is verstoord. De kans dat het gebied nog archeologische resten met een intacte archeologische context bevat wordt daarom laag geacht. In het noordelijke deel is sprake van een nagenoeg intact plaggendek. Dit deel ligt landschappelijk ongeveer 1 m hoger dan de rest van het plangebied. Hier zijn geen bodemingrepen gepland. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt geadviseerd geen archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied uit te voeren en het grootste deel van het plangebied vrij te geven voor het aspect archeologie. Indien ook in het meest noordelijke deel bodemverstoring is gepland, adviseren we hier eerst een aantal karterende boringen te zetten, gericht op het opsporen van eventuele vindplaatsen. De implementatie van dit advies is overgenomen door de bevoegde overheid, de gemeente Dinkelland. De gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door haar deskundige, de heer A. Vissinga.Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.4) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed).