De onderzoekslocatie ligt in een droogmakerij (polder Achterof) in het westelijk veengebied. Op de onderzoekslocatie wordt de Stroomgordel van Waddinxveen in de ondergrond verwacht. Hierdoor heeft een deel van onderzoekslocatie een middelhoge trefkans op resten en/of sporen uit het Neolithicum. Het overige deel van de onderzoekslocatie, dat bestaat uit veen of een vlakte van getij-afzettingen, heeft een lage archeologische trefkans. Door afslag in het voormalige meer zijn eventuele middeleeuwse ontginningssporen reeds verdwenen. In het westen van de onderzoekslocatie worden tochteerdgronden verwacht, in het oosten van de onderzoekslocatie bovenland. Het meer in Polder Achterof is vanaf 1759 drooggemaakt.In 1832 was de onderzoekslocatie grotendeels in gebruik als weiland. Ook waren er een boezem, een watermolen, een boomgaard en een huis met schuur en erf aanwezig. Tussen 1875 en 1900 is een deel van de boezem gedempt en de bebouwing verdwenen. Na 1926 zijn steeds meer gebouwen op de onderzoekslocatie gerealiseerd.Tijdens het verkennende booronderzoek is in het oosten van de onderzoekslocatie aan het maaiveld een restant van het bovenland (veen) aangetroffen. In het westen van de onderzoekslocatie zijn aan het maaiveld wadafzettingen behorende tot het Wormer Laagpakket (Formatie van Naaldwijk) aangetroffen. In alle diepe boringen op de onderzoekslocatie zijn oeverafzettingen van de Waddinxveen-stroomgordel aangetroffen. De top van deze oeverafzettingen bevindt zich op ca. 270 tot 460 cm –mv. In de oeverafzettingen zijn geen bodemhorizonten aangetroffen. In ´e´en boring in de buurt van de boezem en molen uit de 18e eeuw is een slootvulling en vergraving aangetroffen. Het is op basis van dit onderzoek niet mogelijk te bepalen of deze vergraving verband houdt met de genoemde boezem en molen.Door het ontbreken van bodemhorizonten in de top van de oeverafzettingen kan worden geconcludeerd dat er sprake was van continue sedimentatie op de oeverwallen. Hierdoor vormden de oeverwallen geen aantrekkelijke vestigingsplaats. Daarom kan worden geconcludeerd dat de middelhoge trefkans voor de onderzoekslocatie kan worden bijgesteld naar laag. Eventuele resten van een boezem en molen uit de 18e eeuw kunnen nog wel aanwezig zijn.
Issued: 2010-09-29