Plangebied Beneden Molendijk, gemeente Oud-Beijerland; archeologisch onderzoek: een opgraving en een archeologische begeleiding.

DOI

Tijdens de archeologische opgraving zijn verschillende bebouwingsresten aangetroffen die samenhangen met de historische bebouwing ter plekke vanaf het ingebruikname van het gebied in de tweede helft van de 16e eeuw. Naast diverse funderings- en vloerresten zijn ook verschillende sporen en structuren aangetroffen die op het achtererf van de gebouwen hebben gestaan. Wanneer de resultaten van de opgraving (sporen en structuren) bekeken worden in het licht van de vondstenanalyses (aardewerk, glas, keramische bouwmaterialen, hout, bot, leer en metaal), de analyses van botanische resten (macroresten en pollen) en het houtonderzoek, ontstaat een vrij goed beeld van de bewoningsgeschiedenis van deze locatie ingebed in de juiste (cultuur) landschappelijke, bestaanseconomische en sociale context van het complex. Door middel van deze opgraving is inzicht verkregen in drie eeuwen bewoning aan de Beneden Molendijk. Zoals op basis van het bureauonderzoek werd verwacht, betreft deze locatie de tweede uitbreidingsfase van Oud-Beijerland, nadat eerst de bebouwing langs de dijk (Molendijk/Oostdijk) was aangelegd en daarna aan de dubbele hoofdstraat: de West- en Oost-Voorstraat. In deze tweede uitbreidingsfase die, volgens de resultaten van deze opgraving, vrij snel na de aanleg van de dubbele hoofdstraat is gerealiseerd, zijn de Nobelstraat en de Kerkstraat aangelegd. Het plangebied ligt ingesloten tussen deze straten (Nobelstraat, Kerkstraat en Molendijk). In de 16e en begin 17e eeuw is het plangebied opgehoogd, ingedeeld in percelen en bebouwd. De eerste bewoners kwamen mogelijk uit zuidelijke streken (Zeeland, Limburg of Brabant) en waren niet bijzonder welgesteld, maar zeker ook geen arme lui. De huizen en erven zijn in deze eerste fase al vrij planmatig ingericht. Er is sprake van grote uniformiteit in bouwstijl, materialen, gebruiksaardwerk en voedingspatroon van de bewoners. In de eerste fase werd veel boekweit, tarwe, pluimgierst en rogge gegeten maar ook mogelijk lux witbrood, veel fruit dat deels geïmporteerd werd of op een markt werd gekocht waar internationale producten te koop waren. Het eten werd op smaak gebracht met koriander, kruidnagel en saffloer (of vervalste saffraan). Aanwijzingen voor het gebruik van medicinale kruiden (hop, bilzekruid en raapzaad) en ook voor het produceren en verven van textiel (vlas, wouw, weverskaarde) dateren ook uit deze eerste fase. Het vlees van met name runderen werd gegeten. De dieren werden dus niet alleen voor producten zoals huid, wol en melk gehouden. Het afval werd in deze fase in de sloot gedeponeerd of in afvalkuilen op het achtererf. In de tweede fase (18e - 19e eeuw) bestond het basisvoedsel uit pluimgierst, boekweit, rogge en tarwe. Ook werden er fruit en groeten gegeten, maar de aanwijzingen voor luxere producten zijn zeldzamer. Daarnaast duiden veel soorten, die in de 16e eeuw als een luxe product golden, in de 18e eeuw niet meer op welvaart, aangezien deze meer algemeen voorkwamen. In deze periode werd het afval in beerputten gedeponeerd. Interessant is de vondst van resten van sierplanten zoals goudsbloem, zonnebloem, lupine en duizendschoon, die ons een blik gunnen op het uiterlijk van de tuintjes van de bewoners. Het pollen van de cipresfamilie, pluimes en paardenkastanje kan afkomstig zijn van beplanting in een lokale tuin. Voor de houten constructies, zoals de bodem van een beerput, beerbakken e.d. werd els, iep, eik en fijnspar/larix gebruikt. De resten van redelijk luxe importgewassen in combinatie met het verder vrij alledaagse huisraad van de bewoners bevestigd de grote regionale rol van de haven van Oud-Beijerland als internationale handelshaven in de 16e-18e eeuw. Zelfs de doorsnee burgers zoals ambachtslieden die aan de achterstraten woonden konden zich bepaalde luxe importgewassen veroorloven. Verder getuigt de vondst van concentraties van wouw-, vlas- en weverskaarderesten mogelijk van een belangrijke rol van Oud-Beijerland in de textielproductie, maar wat de schaal van deze productie was (regionaal, interregionaal of internationaal) kan uit dit onderzoek niet worden opgemaakt. Met deze opgraving is het onderzoek in het onderzoeksgebied en daarmee ook in het plangebied afgesloten. De resultaten wijzen erop dat in aangrenzende gebieden buiten het plangebied met behoudenswaardige resten rekening gehouden moet worden. Daarom wordt aanbevolen archeologisch onderzoek uit te voeren indien ontwikke lingsplannen voor aangrenzende gebieden worden voorgenomen.

Date: 18/08/2010 (veldwerk)

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zn2-3q2r
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zn2-3q2r
Provenance
Creator M.S. Jordanov
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor j.w. Brand; RAAP Archeologisch Adviesbureau
Publication Year 2017
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact j.w. Brand (Raap Archeologisch Adviesbureau)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 9312; 8581; 820; 7404; 9560988
Version 1.0
Discipline Humanities