In maart 2011 heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv in opdracht van Blijdesteijn Mode BV een archeologische begeleiding uitgevoerd in een plangebied tussen de Voorstad en de Ruiterstraat in Tiel, gemeente Tiel. De aanleiding voor dit onderzoek was de voorgenomen nieuwbouw van modehuis Blijdesteijn. De voormalige panden in het plangebied waren gesloopt. In overleg met de gemeente Tiel had de opdrachtgever gekozen voor een zo archeologievriendelijke manier van bouwen. Een gedeelte van de werkzaamheden, waaronder het uitgraven van zeven grote poeren/kespen, diende echter nog archeologisch begeleid te worden. Het doel van de archeologische begeleiding was het toezicht houden op het slopen van muurresten en funderingen op de locatie, waarbij resten van bestaande bebouwing dusdanig verwijderd dienden te worden dat zo min mogelijk schade werd berokkend aan, eventueel in situ te behouden, archeologische resten. Daarnaast dienden aangetroffen archeologische sporen en vondsten te worden gedocumenteerd. Vooronderzoek had reeds uitgewezen dat het plangebied gelegen was op een tot voorstad verbouwde dam in de Linge en dat er resten vanaf de 15e eeuw aanwezig waren.Tijdens het onderzoek zijn op vijf archeologisch waardevolle locaties, verdeeld over zes werkputten, de werkzaamheden begeleid. In werkput 4 kon de opbouw van het plangebied worden bestudeerd. Er bleken tot op de maximale ontgravingsdiepte geen natuurlijke afzettingen voor te komen; alle aangetroffen lagen zijn door de mens aangebracht. Het opvallendste zijn de hellende ophooglagen die zijn aangetroffen. Het zijn waarschijnlijk afval- en ophooglagen aan de top van de dam in de Linge. Het houtskool dat veelvuldig in de lagen is aangetroffen, is waarschijnlijk te relateren aan afval van bedrijvigheid langs de westzijde van de Voorstad. De vondsten van leerresten wijzen onder meer op leerverwerking. Pas vanaf het einde van de 15e eeuw was het gebied ten oosten van de Voorstad dusdanig opgehoogd en geëgaliseerd dat het bebouwd kon worden.In werkputten 1 tot en met 3 zijn resten van muren en vloeren aangetroffen en een overkoepelde beerput. De resten zijn te relateren aan bebouwing in het plangebied vanaf de 15e eeuw. Er zijn resten aangetroffen van twee panden, van elkaar gescheiden door een smalle steeg. Vermoedelijk waren het woonhuizen. In de eerste helft van de 17e eeuw zijn deze huizen vervangen door een nieuw woonhuis. De aangetroffen beerput behoorde tot dit pand en leverde aardewerkvondsten op, veelal versierd porselein en faience, die vanaf de 17e eeuw dateren. In latere periodes gingen ook de buren gebruik maken van de beerput en werd er een gemak gebouwd. Rond 1900 is het pand (gedeeltelijk) vervangen door nieuwbouw en raakte de beerput in onbruik.In werkputten 5 en 6 is tot een diepte van ca. 3,5 m onder het maaiveld zwaar muurwerk aangetroffen dat toebehoort aan de vestingmuur van de tot bolwerk omgevormde voorstad. De muur ligt in de restgeul van de Linge.Het vondstmateriaal dat afkomstig is uit het plangebied bestaat voornamelijk uit keramiek en leer. Tevens zijn er geringe hoeveelheden dierlijk botmateriaal en glas aangetroffen. Opvallend is het nagenoeg ontbreken van metaal in het vondstenspectrum. De keramiek dateert uit twee periodes: uit de Late Middeleeuwen en uit de Nieuwe tijd B. Het leer bestaat uit meerdere schoenzolen, randen en fragmenten. Een zool van een muil kan vanaf de 14e eeuw gedateerd worden.

Date Copyrighted: 2013-01

Date Submitted: 2015-03-24