Laagland Archeologie heeft in februari 2023 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Den Hoek 10 te Sint Anthonis. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de nieuwbouw van een bedrijfswoning.Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4002 en 4003.Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd.Op basis van het bureauonderzoek ligt het plangebied in een depressie (dekzandvlakte) te midden van dekzandruggen en welvingen, maar heeft ten opzichte van het beekdal een iets hogere ligging. Deze dekzandruggen zijn in ieder geval vanaf de Late Middeleeuwen in gebruik als cultuurlanden. Het plangebied was vermoedelijk in ieder geval vanaf begin 19e eeuw in gebruik als bouwland. Het perceel lag tussen een aantal boerderijen, die net als het plangebied in deze depressie lagen, maar ook tegen de flanken van de dekzandruggen/-welvingen. Een dergelijke ligging is karakteristiek voor nederzettingen vanaf de Volle Middeleeuwen, toen de ligging van de nederzettingen verschoof van de landschappelijke hoogten naar de randen ervan.Er zijn op enkele locaties in de omgeving losse vondsten bekend waarvoor een datering in het Neolithicum is aangetoond. Voornamelijk zijn archeologische resten bekend uit de Late Middeleeuwen tot Nieuwe tijd. De meeste waarnemingen liggen op meer dan 500 m afstand van het plangebied. Binnen kortere afstand zijn in ieder geval archeologische resten bekend uit de Nieuwe tijd.Op het perceel waartoe het plangebied behoord staat vanaf de topografische kaart van 1928 bebouwing aangegeven. Vanaf die tijd is de bebouwingssituatie enkele keren gewijzigd. Om die reden is het bodemprofiel vermoedelijk tenminste deels verstoord.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zo nodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Op basis van het uitgevoerde booronderzoek is de kans klein dat het plangebied archeologische sporen bevat. Oorspronkelijk was het terrein te nat voor het gebruik als bouwland en bewoning. Vanwege het oorspronkelijk vrij natte terrein is het plangebied waarschijnlijk vrij laat ontgonnen. Waarschijnlijk was het daarna alleen in gebruik als landbouwgrond, totdat het terrein in gebruik werd genomen als bedrijfsterrein. Toen heeft ook heel wat vergraving plaatsgevonden. Deze vergraving was plaatselijk tot in de natuurlijke ondergrond.Om deze reden adviseren we geen vervolgonderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven.De implementatie van dit advies is in handen van de gemeente Land van Cuijk, hierin vertegenwoordigd door de archeologisch adviseur van de gemeente, de heer J. van Kampen.Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed).