Het plangebied ligt in een zuidzuidoost-noordnoordwest georiënteerd dal, dat tussen de stuwwallen is uitgesleten door de pleistocene voorloper van de Rijn en later het dal is gaan vormen van de Oude IJssel. Dit dal is ongeveer 7 km breed, gemeten tussen ’s Heerenberg in het westen en Silvolde in het oosten. Het tracé beslaat hemelsbreed ongeveer een dwarsdoorsnede van 5 km door dit gebied (van Netterden naar Silvolde). Het raaiprofiel levert daarmee een goede mogelijkheden tot een landschappelijke reconstructie.
Aan de basis van de profielen, meestal aanwezig binnen 1,5 m -mv, zijn matig fijnzandige tot uiterst grofzandige, plaatselijk grindige afzettingen van smeltwaterrivieren. Deze smeltwaterrivieren zijn de voorloper van de Rijn tijdens de laatste ijstijd (Weichselien). Deze afzettingen worden gerekend tot de Formatie van Kreftenheye. De top van dit profiel is sterk siltig of kleiig, soms humeus, maar over het algemeen komt hierin geen bodemvorming voor (behalve op plaatsen waar dit niveau in het Holoceen langdurig aan het maaiveld lag, de terrasrest-ruggen). De kleiige top wordt geïnterpreteerd als de Laag van Wijchen: een afzetting uit de laatste fase van dit systeem, waarbij de dynamiek wat afnam en er in plaats van zand en grind ook silt en klei werd getransporteerd. De Formatie van Kreftenheye inclusief de kleiige top wordt ook wel aangeduid als het pleistoceen rivierterras (het Laagterras). De terrasvlakte is in het plangebied aanwezig op een absolute diepte van 13-13,5 m +NAP met de Laag van Wijchen op ongeveer 13,5 m +NAP en is relatief intact aanwezig onder jongere afzettingen. In gebieden met brede restgeulen (zoals in het noordoosten van het tracé bij bedrijventerrein De Rieze) zijn plaatselijk iets hogere terrassen gevormd (tot 13,75 m +NAP bij boringen 70-78 en 104). Deze onderdelen van het terras zijn in absolute zin nauwelijks hoger gelegen dan de terrasvlakte, maar gelegen tussen de diepe ingesneden geulen vormden deze in de vorm van terrasrest-ruggen, wel een relatieve verhoging in het landschap.
Vindplaatsen.
Op basis van paleolandschappelijke gegevens en archeologische indicatoren zijn er in het plangebied twee archeologische vindplaatsen en twee gebieden met resterend hoge archeologische verwachting aangetroffen, met kans op een vindplaats. In de catalogus hieronder ook als vindplaats aangeduid.
•Vindplaats 1 betreft een mogelijke prehistorische nederzetting op een rivierduin, of een akkerareaal behorend bij een nabijgelegen nederzetting. De interpretatie wordt
gestaafd door een humeuze laag onder de huidige bouwvoor (oude akkerlaag) en een
zeer klein fragment handgevormd aardewerk.
•Vindplaats 2 heeft een mogelijke oude akkerlaag op de top van een rivierduin, maar dit rivierduin is minder intact dan op vindplaats 1 en er zijn geen indicatoren aangetroffen.
•Vindplaats 3 betreft een terrasrestrug. Hierop zijn geen indicatoren aangetroffen, maar
circa 100 m naar het noordoosten zijn op dezelfde rug restanten van een nederzetting
aangetroffen.
•Vindplaats 4 betreft een (vermoedelijke) smalle kleiige terrasrest-rug die aan
weerszijden is ingesloten door jongere, mogelijk colluviale afzettingen (de landtong van
Oer). In deze boring is prehistorisch handgevormd aardewerk aangetroffen in de
terrasafzetting. De relatie tussen terrasrestrug en landtong is onduidelijk. De scherf
duidt echter op bewoning van terrasrestrug ofwel landtong.
Selectieadvies.
Op basis van bovenstaande gegevens adviseren wij tot ofwel planaanpassing ofwel
vervolgonderzoek voor vindplaatsen 1 tot en met 4 (zie de advieskaart in de kaartbijlage 467892-ADV). Planaanpassing kan voor vindplaatsen 3 en 4 bestaan uit het verplaatsen van het tracé naar de bestaande kabel en leidingstrook. Voor alle vindplaatsen is het mogelijk om deze te omzeilen door middel van het uitvoeren van HDD-boringen (planaanpassing), zodat open ontgraving en daarmee (nieuwe) verstoring van de vindplaats kan worden vermeden.
Indien planaanpassing niet tot de mogelijkheden behoort adviseren wij de werkzaamheden onder archeologische begeleiding (protocol opgraving) uit te voeren. De verstoringsomvang van de kabelaanleg is vermoedelijk beperkt tot de sleuf zelf en daarmee te smal om een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Een archeologische begeleiding dient te gebeuren onder een Programma van Eisen dat voorafgaand aan het werk dient te worden goedgekeurd door de bevoegde overheid of haar adviseur.
Vindplaats 1 is echter door de ondiepe ligging het meest kwetsbaar. Indien er voor dit werk (op vindplaats 1) toch een werkstraat moet worden ingericht of cultuurtechnische
herstelwerkzaamheden buiten de kabelsleuf moeten worden uitgevoerd, dan is de mate van verstoring groter. In dat geval wordt een proefsleuvenonderzoek geadviseerd voor vindplaats 1.
Wij adviseren om voor alle overige gebieden (buiten vindplaatsen 1-4) over te gaan tot vrijgave. Het bovenstaande advies betreft een selectieadvies. Dit rapport is voorgelegd aan de gemeente Oude IJsselland. De adviseur van de gemeente, Omgevingsdienst Achterhoek, heeft in haar beoordeling (d.d. 31 augustus 2021) van revisie 0A van dit rapport het selectieadvies overgenomen en geen nadere opmerkingen met betrekking tot de inhoud van het rapport. De voorliggende revisie 00 betreft daarmee de geaccordeerde versie van het rapport.
Antea Group Archeologie 2021/170
Projectnummer: 467892