Het plangebied ligt op de overgang van een zone met dekzandruggen en terrasvlakten waarop in het zuidoostelijk deel sprake is van een gooreerdgrond en in het overige deel sprake is van een beekeerdgrond. Door het geplande bedrijventerrein wordt het plangebied tot op een nog onbekende diepte verstoord. Volgens het archeologische beleid heeft het gebied een gematigde verwachting en moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd gezien het plangebied groter dan 2.500 m2 is en de verstoring dieper dan 50 cmmv bedraagt. Op historische kaarten is geen bebouwing bekend in het plangebied op één boerderij met erf na in het midden van het plangebied. Enkele wegen en perceelgrenzen (houtwallen) in het plangebied zijn uit het verleden bekend en zijn niet meer aanwezig. Gezien de omvang van het plangebied, de mogelijke aanwezigheid van vindplaatsen vanaf de Steentijd in de omgeving en de verwachte onverstoorde bodem, wordt een verkennend booronderzoek (als karterend) geadviseerd. In totaal worden 27 boringen gezet, verdeeld over het plangebied. Op grond van het uitgevoerde booronderzoek kan worden geconcludeerd dat binnen het plangebied sprake is van gooreerdgronden gevormd in dekzand. Dit dekzand is afgezet op oudere matige grove zanden van de Formatie van Kreftenheye. In een viertal boringen is onder de subrecente bouwvoor een (deels) intacte B-horizont aangetroffen. In boring 18 is vermoedelijk een gedempte waterkuil of drenkkuil voor vee aangeboord. In geen van de boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen. Dit gegeven in combinatie met de aangetroffen gooreerdgronden toont dat er binnen het plangebied geen archeologische vindplaats te verwachten is.