ADC ArcheoProjecten heeft in december 2019 –januari 2020 een bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor de locatie Poststraat 25- 49A in Arnhem. Aanleiding is de voorgenomen sloop van de huidige bergingen en de bouw van een appartementencomplex. De bodem zal hierbij tot 1à 2 meter onder het huidige maaiveld worden verstoord. Voor de voorgenomen ontwikkeling is een omgevingsvergunning nodig. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied op een hellingafzettingswaaier ligt waar oorsponkelijk een holtpodzolgrond of gooreerdgrond voorkomt. Er geldt een hoge archeologische verwachting voor resten uit de periode Midden-Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Door de gunstige landschappeljke ligging is het gebied mogelijk reeds in gebruik geweest vanaf de Steentijd. Het gebied kan gebruikt zijn voor de jacht waardoor kleine vondsten zoals pijlpunten aanwezig kunnen zijn. Gelet op het bodemtype en de goede ontwatering zal het plangebied geschikt geweest zijn voor de landbouw in verschillende archeologische perioden. In het geval de bodem intact is gebleven kunnen vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum worden verwacht en nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Uit de periode Middeleeuwen –Nieuwe tijd kunnen resten en sporen worden verwacht die verband houden met de ligging nabij een historische uitvalweg, vroegere bebouwing aan de noordzijde van het plangebied, het gebruik als erf en mogelijke paden en watergangen. Fotomateriaal uit de Tweede Wereldoorlog duidt op verwoesting van bebouwing in de directe omgeving van het plangebied. Reeds uitgevoerde onderzoeken wijzen verder uit dat de bodem sterk is verstoord bij de bouw van de wijk. Ook in het plangebied kunnen daarom verstoringen van het bodemarchief worden verwacht. Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen werd in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hiertoe zijn zes boringen verricht met een edelmanboor met een diameter van 7 cm. Hierbij is vastgesteld dat de ondergrond tot in ieder geval 240 cm –mv uit zeer grof zand met bijmenging van grind bestaat, dat wordt geïnterpreteerd als pleistocene hellingafzettingen (Formatie van Boxtel). In dit pakket is geen bodemvorming zichtbaar. Boven de natuurlijke afzettingen bevindt zich een grijsbruin en geel gevlekt pakket grof zand met wortelresten en moderne insluitsels waaronder baksteenpuin en cementbrokken. De top van de onverstoorde hellingafzettingen bevindt zich op een diepte van 90 tot 100 cm –mv (15,3 tot 15,4 m +NAP) in het westelijke deel van het plangebied (boringen 1 t/m 3) en op een diepte van 180 tot 200 cm –mv (14,4 tot 14,6 m +NAP) in het oostelijke deel van het plangebied (boringen 4 en 6). Boring 5 in het oostelijke deel kon vanwege ondoordringbaar puin niet dieper dan 130 cm –mv worden gezet. In geen van de boringen is een intacte bodemopbouw aangetroffen. De toplaag van de hellingafzettingen is waarschijnlijk afgegraven en deels opgenomen in de verstoorde toplaag. De geelgrijze-bruine vlekken duiden op vermenging van het zand van de C-horizont met humeus materiaal van de bovengrond. Een afdekkende laag dekzand is niet waargenomen. Het potentiële archeologische niveau in de podzolbodem en de top van de C-horizont is niet meer intact. Op basis van de recente insluitsels is de verstoorde toplaag waarschijnlijk het resultaat van (sub)recente omwerking en/of ophoging. De verstoring kan veroorzaakt zijn door bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de bouw van drie schuren in het plangebied in de periode 1903 tot en met 1945. Verder kunnen de aanleg van verhardingen, tuinaanleg, voor- en naoorlogse bebouwing direct ten noorden van het plangebied en aanleg van de weg direct ten zuiden van het plangebied in de 20e eeuw voor verstoring hebben gezorgd. Op basis van de verstoringsdiepte in het plangebied worden alleen de onderkant van eventuele grondsporen verwacht. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen naar verwachting niet meer in-situ liggen. De kans op een behoudenswaardige vindplaats wordt daarom klein geacht.
Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek