Aanleiding voor het uitvoeren van een Bureauonderzoek en IVO-O aan Vicaris Aertsweg 4 is de aanvraag vaneen omgevingsvergunning. De opdrachtgever is voornemens om een aanbouw aan een monumentaal panden een bijgebouw te realiseren, waarbij de funderingen tot maximaal 80 centimeter onder het huidigemaaiveld zullen reiken.Om de onderzoeksvragen te beantwoorden zijn verschillende bronnen geraadpleegd op het gebied van delandschappelijke situatie, archeologische waarden en historisch kaartmateriaal. Hieronder worden deresultaten en conclusie/aanbeveling beschreven.Tijdens het bureauonderzoek is gebleken dat er archeologische waarden in het onderzoeksgebied aanwezigkunnen zijn. Het onderzoeksgebied bevind zich in een gebied van dekzandwelvingen, dekzandruggen,dalvormige laagtes en vlaktes van ten dele verspoelde dekzanden binnen het Brabants zandgebied. In hetonderzoeksgebied worden beekeerdgronden, gooreerdgronden en/of hoge zwarte enkeerdgrondenverwacht.Op basis van eerder uitgevoerde onderzoeken in de omgeving en de onderzoek naar de landschappelijkegegevens en historische bronnen is een middelhoge verwachting op resten uit het Laat-Paleolithicum tot enmet de Vroege Middeleeuwen aan het onderzoeksgebied gegeven. Hoewel resten hiervan niet zijnaangetroffen in de directe omgeving van het onderzoeksgebied zijn resten uit deze periodes niet uit tesluiten op basis van het feit dat deze nog niet aangetroffen zijn. Voor de Middeleeuwen geldt een lageverwachting. Het onderzoeksgebied viel destijds binnen de bouwlanden van Schijndel. Vondsten zullen hiersporadisch voorkomen. Er geldt een hoge verwachting op het voorkomen van resten uit de Nieuwe Tijd.Bekend is dat het plangebied vanaf 1879 bewoond is. Resten in de vorm van fundering van het eerstebijgebouw dat met zekerheid van 1882 tot en met 1958 in gebruik is geweest kunnen nog in de bodemaanwezig zijn. Resten behorende tot nijverheid die is uitgevoerd in het eerste en/of tweede bijgebouwkunnen ook nog intact in het bodemarchief aanwezig zijn. Verder kan men rekenen op nederzettingsrestenzoals fragmenten aardewerk, natuursteen, metaal, glas en bot behorende bij activiteiten op een woonperceel.Het booronderzoek heeft aangetoond dat er een 100 tot 130 centimeter (boring 1 en 3) dik plaggendekaanwezig binnen het plangebied is en dat dit gelegen is op de flank van een dekzandwelving of -rug. Deaanwezigheid van dit plaggendek maakt dat er bodemkundig gezien een hoge zwarte enkeerdgrondaanwezig is. Het potenti le archeologische niveau ligt dus op een diepte van 100 tot 130 centimeter. In hetmidden van het onderzoeksgebied (boring 2) werd een ondoordringbare laag van baksteen aangetroffen opeen diepte van 70 centimeter beneden maaiveld. Onbekend is of dit enkele bakstenen zijn of dat er meerpuin of funderingen aanwezig zijn. Bodac adviseert om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren aangeziende geplande werkzaamheden ter plaatse van boring 1 en 3 plaats gaan vinden, en niet dieper reiken dan 80centimeter beneden het huidige maaiveld. Hierdoor zullen eventueel aanwezige archeologische resten nietverstoord worden. Gezien de aanwezige archeologische resten in boring 2 wordt geadviseerd om, wanneerhier in de toekomst, grondroerende werkzaamheden gaan plaatsvinden, binnen een straal van 10 meter ronddeze boring vervolgonderzoek uit te laten voeren.
