A-21.0146: Odijk, Kersenweide (deelgebied 2, 3 en 4) Van Kersenpit tot Kersenweide, Plangebied Odijk, Kersenweide (deelgebied 2, 3 en 4) gemeente Bunnik

BAAC heeft tussen 7 juni en 18 juni en tussen 4 oktober en 15 december 2021 in opdracht van gemeente Bunnik een verkennend en karterend proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in het plangebied Odijk Kersenweide (deelgebied 2, 3 en 4). Tijdens het onderzoek zijn in een gebied van 54 ha 126 proefsleuven met een totale oppervlakte van 36.719 m2 onderzocht. De aanleiding voor het archeologisch onderzoek is de voorgenomen realisatie van een nieuwe woonwijk aan de westzijde van Odijk. De aanwezigheid van behoudenswaardige vindplaatsen wordt meegenomen in het ontwerp van de nieuwbouwwijk, waarbij behoud in situ het uitgangspunt is. De aangetroffen sporen en vondsten dateren uit verschillende perioden en zijn met name op de hogere oeverwallen teruggevonden. Er zijn langs geulen minstens twee erven aangetroffen uit de midden-bronstijd met paalsporen van gebouwen en een woonlaag/cultuurlaag met nederzettingsafval. In één van de geulen is een kersenpit aangetroffen met dezelfde datering als de bewoning. Dit toont aan dat ook al in de bronstijd kersen werden gegeten in het gebied! Een doorlopend greppelsysteem uit de Romeinse tijd met mogelijk geïsoleerde sporen of sporenclusters uit dezelfde periode doorkruist het gebied van west naar oost. Binnen het onderzoeksgebied bevindt zich de noordelijke randzone van een Romeins grafveld waarvan één crematiegraf is opgegraven. Een greppel die het grafveld aan de oostzijde begrenst, sluit aan op het lange doorlopende greppelsysteem. Na de Romeinse tijd lijken er weinig menselijke activiteiten te hebben plaatsgevonden. Pas in de late middeleeuwen wordt het gebied waarschijnlijk ontgonnen. In het zuidoosten bevond zich de eerder opgegraven hofstede Vinkenburg, waarvan binnen het huidige onderzoek de noordelijke randzone met greppels en bijgebouwen is aangesneden. Langs de Vlowijkerwetering bevonden zich erven of activiteitenzones uit de late middeleeuwen met bijbehorende verkavelingsgreppels die mogelijk in verband te brengen zijn met de eerste middeleeuwse ontginningen. Langs het Raaphofsepad zijn laatmiddeleeuwse bermgreppels aangesneden met daarin een per toeval aangetroffen ingegraven pot. Ten slotte hebben vele nieuwetijdse greppels en sloten vanaf de late middeleeuwen het gebied verdeeld in percelen en de akkers ontwaterd. n Vindplaatsen uit de midden-bronstijd (vindplaats 1, 2, 3 en 12) Er zijn vier vindplaatsen vastgesteld, waarvan drie uit de (tweede helft van de) midden-bronstijd en een ongedateerd sporencluster (vindplaats 12). De vindplaatsen kenmerken zich door de aanwezigheid van een vondstenrijke cultuurlaag en bewoningsporen. Bij vindplaats 1 loopt de cultuurlaag door in een naast gelegen restgeul. Vindplaats 3 bestaat alleen uit een vondstenlaag in de hoek van het plangebied. Buiten deze vindplaatsen kunnen ongetwijfeld nog spoorof vondstlocaties in het gebied aanwezig zijn, maar deze zijn met de dekkingsgraad van het onderzoek niet duidelijk vastgesteld. Ter hoogte van werkput 70 72 zijn bijvoorbeeld kuilen met verbrand dierlijk bot aangetroffen, waarvan één in ieder geval dateert in de tweede helft van de midden-bronstijd. Beide kuilen liggen te geïsoleerd om er een gerichte vindplaatsbegrenzing aan toe te kennen. De zones die wel zijn vastgesteld zijn die van vindplaats 1, 2 en mogelijk vindplaats 12. Het lijkt erop dat de bewoning vooral plaatsvond langs de geulen. De rest van het gebied was waarschijnlijk dicht begroeid met een gemengd eiken-beukenbos op de kronkelwaardruggen, terwijl de nattere kronkelwaard- en restgeulvullingen voornamelijk elzen en wilgen bevatten. n Vindplaatsen uit de Romeinse tijd (vindplaats 4 en 5) Binnen het onderzoeksgebied is één crematiegraf aangetroffen dat deel uitmaakt van een grafveld uit de Romeinse tijd en vroege middeleeuwen dat op de westelijke oever lag van een restgeul (vindplaats 4). Het graf is dicht onder de bouwvoor aangetroffen. De grafinhoud, houtskool verbrand bot en aardewerk, had een hoge fragmentatiegraad. Er kon daardoor geen geslacht, lengte of leeftijd van de overledene worden vastgesteld, wel dat deze persoon bij leven een tand was verloren. De grafinventaris, in ieder geval bestaand uit een terra sigillata bord en twee geverfde bekers, is waarschijnlijk op de brandstapel meeverbrand. Bij het graf is geen randstructuur aangetroffen. Aangezien er maar één graf is aangetroffen kan de begrenzing van het grafveld niet met zekerheid vastgesteld worden. Alleen een greppel aan de oostzijde langs de restgeul kan vrij zeker als grens gezien worden. Deze is immers ook al bij de eerdere opgraving van het zuidelijk deel van het grafveld als een duidelijke begrenzing gezien. Secundaire aanwijzingen in de vorm van de aanwezigheid van uit graven verspit Romeins vondstmateriaal zijn nauwelijks aangetroffen ten noorden of westen van het graf uit de proefsleuven. Het is daarom waarschijnlijk dat de noordelijke en westelijke grens van het grafveld zich niet ver van het aangetroffen graf bevond. De greppel, die het grafveld aan de oostzijde begrenst, vertakt naar het noorden in een doorlopend greppelsysteem door het hele onderzoeksgebied (vindplaats 5). Dit greppelsysteem maakt deel uit van de ruimere verkaveling in de Romeinse tijd. Mogelijk is het te relateren aan het wegennet binnen de Romeinse limes, waarlangs nederzettingen en grafvelden gelegen waren. n Vindplaatsen uit de late middeleeuwen Vanaf de late middeleeuwen is het onderzoeksgebied ontgonnen, al heeft het Raaphofsepad (vindplaats 10) wellicht een oudere oorsprong. Binnen het verkavelingsblok Vinkenburg (vindplaats 11) zijn vier vindplaatsen aanwezig die vooral vanwege hun ensemblewaarde binnen de ontginningsgeschiedenis geheel of gedeeltelijk behoudenswaardig zijn. Vindplaats 9 bevindt zich in het zuiden van het onderzoeksgebied in de zone tussen het Raaphofsepad en de hoek in de Vlowijkerwetering, waar twee opeenvolgende greppels uit de late middeleeuwen zijn aangetroffen. Enkele scherven bijna-steengoed uit Siegburg en kogelpot met bezemstreken uit de oudste greppel dateren tussen 1275 en 1325 en zijn daarmee net iets ouder dan het materiaal uit de andere laatmiddeleeuwse vindplaatsen binnen het onderzoeksgebied. Uit beide greppels komt vergelijkbaar (daterend) aardewerk, maar ze hebben op grond van hun oversnijding na elkaar bestaan. Waarschijnlijk kunnen de greppels in verband gebracht worden met de stichting van de Vinkenburg ten noordwesten ervan. De oudste greppel loopt verder in oostelijke richting als een van de vele perceelgreppels binnen het gebied. De jongste greppel heeft een voor het gebied afwijkende noordzuid-oriëntatie. In noordelijke richting loopt het spoor precies naar de hoek in de Vlowijkerwetering. Mogelijk stonden de twee waterlopen ooit met elkaar in verbinding. Vindplaats 6 heeft betrekking op de noordelijke rand van hofstede Vinkenburg, waar zich in de 14e / 15e eeuw een woontoren met ronde omgrachting bevond. Binnen het huidige onderzoek zijn greppels en paalsporen van bijgebouwen aangetroffen. Het aardewerk uit de greppels dateert grofweg in de 14e en 15e eeuw met relatief weinig importaardewerk. Dit geldt overigens ook voor het materiaal uit de overige laatmiddeleeuwse vindplaatsen. Verder is er slachtafval in de greppels aangetroffen van rund en schaap/geit. Vindplaats 7 betreft een erf dat in de late middeleeuwen in het noorden van het onderzoeksgebied ten westen van de Vlowijkerwetering gelegen was. Het lijkt erop dat er bewoning was. De sporen bestaan uit een rechthoekig grid van greppels en een cluster paalsporen die ongetwijfeld tot een gebouwstructuur heeft behoord. Er zijn, naast een relatief grote hoeveelheid aardewerk, waaronder scherven van een 14e- / 15e-eeuwse voorraadpot, ook metaalvondsten aangetroffen. Vindplaats 8 is een omgreppeld perceel van 20 bij 20 m ten oosten van de Vlowijkerwetering. De functie van het perceel is niet duidelijk. De zuidoosthoek van de omgreppeling sluit aan op een verkavelingssloot met in de hoek het enige paalspoor dat hier is aangetroffen. In de noordwesthoek van de omgreppeling is een concentratie aardewerk aangetroffen. Dit materiaal dateert in de 14e of 15e eeuw. Het is niet duidelijk of hier een afgelegen afvaldump was of dat het om afval van een nabij gelegen erf gaat. Vindplaats 10 heeft betrekking op het Raadhofsepad. Naast en ter hoogte van het huidige, bestaande pad zijn bermgreppels en karrensporen aangetroffen waarvan de datering niet ouder kon worden bepaald dan de 14e eeuw. In één van de bermgreppels is een voorraadpot van roodbakkend aardewerk uit de periode 1300-1450 rechtop ingegraven. Vindplaats 11 betreft de inrichting van de ontginningseenheid Vinkenburg waaraan de vijf hiervoor besproken laatmiddeleeuwse vindplaatsen gerelateerd zijn. Vindplaats 11 heeft in feite betrekking op de ontwikkeling en verkaveling van het agrarische cultuurlandschap vanaf de late middeleeuwen tot heden. Archeologisch zijn hiervan vooral sloten en greppels teruggevonden. Verder kunnen daarbinnen locaties gebruikt zijn voor afvaldump, zandwinning of watervoorziening.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xfc-mkwb
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-tj-hmv5
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:334572
Provenance
Creator van Mousch, R.
Publisher BAAC
Contributor Utrecht; BAAC BV
Publication Year 2024
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; DANS License; https://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format rasterafbeelding (jpg/jpeg); pdf-bestand; csv-bestand; xls-bestand; access database; geography markup language (gml)
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.217 LON, 52.051 LAT); Utrecht; Bunnik; Odijk; Odijk, Kersenweide (deelgebied 2, 3 en 4); 32C (kaartblad)