In opdracht van mw. R. de Graaf heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied Duizendmorgen 5 te Andel.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied deel uit maakt van het rivierengebied waar vanaf het Pleistoceen verschillende rivierlopen hebben gestroomd. In de ondergrond bevindt zich een of meerdere stroomgordels/crevassegeulen die actief waren vanaf circa 6000 jaar geleden tot omstreeks 3430 jaar geleden. Vanaf omstreeks 2345 jaar geleden stroomden ten noorden van het plangebied achtereenvolgens de Alm en de Maas, waardoor zich in het plangebied zowel oeverwallen als doorbraakafzettingen van deze rivieren aanwezig kunnen zijn.
Het plangebied ligt ter hoogte van een min of meer oost-west georiënteerde boerderijenzwerm, die op terpen zullen zijn gebouwd. Het plangebied was, voor zover bekend, zelf niet bebouwd, maar maakte wel deel uit van een tuin van een erf met boerderij en schuur dat op 10 m ten noorden van het plangebied lag. Aan het einde van de negentiende eeuw is het plangebied bebouwd geraakt waardoor de top van de bodem in meer of mindere mate verstoord zal zijn geraakt.
Op basis van deze gegevens is aan het plangebied een lage verwachting voor het laat-paleolithicum tot en met het midden-neolithicum toegekend. Voor het laat-neolithicum tot en met de volle middeleeuwen geldt een hoge verwachting en voor de late middeleeuwen-nieuwe tijd een middelhoge verwachting.
Uit het veldonderzoek blijkt dat zich in het plangebied achtereenvolgens een recent ophoogpakket, overslaggronden, oeverwalafzettingen van Biesheuvel-Hamer en komafzettingen bevinden. Gezien het ontbreken van een A-horizont of (een) oud maaiveldniveau in de afzettingen, is geconcludeerd dat een dijkdoorbraak het gebied tot in de top van de oeverwalafzettingen van Biesheuvel-Hamer heeft geërodeerd. Er zijn ook in de overslaggronden geen aanwijzingen voor een oude woongrond of woonniveau (A-horizont) aangetroffen. Mogelijk is dit niveau bij het bouwrijp maken in de jaren zestig van de twintigste eeuw afgetopt. In het plangebied zijn geen relevante archeologische indicatoren aangetroffen.
Op basis van deze gegevens wordt de archeologische verwachting voor alle perioden bijgesteld naar laag en wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen.
