Op 25 februari 2019 is het inventariserend proefsleuvenonderzoek (IVO-P) aan de Kanonsteeg en Derde Bredehoek gestart. Het veldwerk duurde in totaal drie dagen, waarna aansluitend de analyse en rapportage plaatsvond. De gevolgde onderzoeksmethode bestaat uit een archeologische IVO-P dat conform de BRL 4000, protocol 4003 is uitgevoerd. Voorafgaand aan het IVO-P is een programma van Eisen gesteld waarin de volgende onderzoeksvragen zijn gesteld: 1. Zijn er archeologische resten (sporen, structuren, vondsten) in de bodem aanwezig, of zijn er aanwijzingen dat deze hier verwacht mogen worden? 2. Indien het onderzoek geen archeologische resten of beperkte archeologische fenomenen oplevert (bij voorbeeld alleen losse vondsten), welke verklaring is hier dan voor te geven? 3. Is er een verwachting dat buiten het nu onderzochte gebied nog resten van de aangetroffen sites aanwezig zijn, en wat is nu de verwachting of de fysische en inhoudelijke kwaliteit daarvan? Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden zijn twee proefsleuven gegraven. De eerste proefsleuf lag aan de oostzijde van de Derde Bredehoek; de tweede proefsleuf is aangelegd tussen de Derde Bredehoek en de Kanonsteeg. De sloper had tot het maaiveld gesloopt, waardoor de oude funderingen van de huizen nog zichtbaar waren. Een belangrijke component in het onderzoek is de aansluiting van het Kraanbolwerk met het Vispoortenbolwerk. De aansluiting is uiteindelijk in de profielen terug gevonden. Ook is een stukje gracht aangetroffen, dat open heeft gelegen vóórdat het Kraanbolwerk aansloot op het Vispoortenbolwerk. Uit het archeologisch onderzoek is gebleken dat de gracht zich grotendeels buiten het plangebied bevindt. Daardoor kon geen complete doorsnede van de gracht worden gemaakt. De bolwerken bestonden voornamelijk uit ophogingen van lagen klei en lagen veen. In sommige gevallen waren de lagen erg vermengd. In het tweede profiel waren hde lagen zichtbaar als strakke lijnen. Het was oorspronkelijk lager gelegen gebied, waardoor veen kon worden gevormd en klei kon worden afgezet. De kans op prehistorische sporen of andere vroege bewoningssporen op dieper niveau is klein. Doordat de gracht zich grotendeels buiten het plangebied bevond en het geinventariseerde muurwerk relatief recent was, kon het terrein van archeologisch vervolgonderzoek worden vrijgegeven.
