Utrecht, Nieuwe Stationsstraat

Op 29 en 30 augustus 2016 heeft BAAC in opdracht van de gemeente Utrecht een archeologische begeleiding (protocol opgraven) uitgevoerd in het plangebied Stationsgebied-West, deelgebied Nieuwe Stationsstraat. Het betrof een begeleiding van een deel van een rioolsleuf. De werkwijze in het veld werd deels gedicteerd door de civieltechnische graafwerkzaamheden die tot de vondst van menselijk botmateriaal hadden geleid.

De rioolsleuf was bij aanvang van het veldwerk ter plaatse van de vondst reeds grotendeels op diepte gebracht. Losse botten zijn geadministreerd onder een algemeen vondstnummer, de overige resten zijn zo goed mogelijk in het vlak gedocumenteerd. De skeletresten die tezamen in een langgerekte kuil werden aangetroffen, zijn opgeschoond, gefotografeerd en analoog ingetekend op schaal 1:10. De botten zijn vervolgens zo goed mogelijk per skeletdeel verzameld. Deze verzamelwijze werd wel sterk beperkt doordat de verschillende individuen dicht opeen in de kuil lagen en anatomisch verband tussen de botten als gevolg van post-depositionele processen veelal niet meer aanwezig was.

De bodemopbouw ter hoogte van de begeleiding bestaat vanaf het maaiveld naar beneden uit een 1,6 m dik pakket licht bruin grof zand dat relatief recent is opgebracht. Daaronder bevindt zich een 0,1 m dik gelaagd pakket, met afwisselend bandjes licht bruin, donker bruin gevlekt zand en blauw-grijze klei. Ook deze laag is waarschijnlijk tamelijk recent aangebracht. Onder de recente pakketten is een laag (S1005) aangetroffen bestaand uit gemengd donkergrijze klei en donker bruin zand met brokjes mortel, baksteen, lei en spikkels houtskool. Bovendien zijn resten van doodskisten in deze laag aangetroffen. De overgang tussen de recente ophogingen en de daaronder gelegen pakketten bevond zich op 1,06 m +NAP. Onder dit 44 cm dik pakket is een laag (S1011) donker blauwgrijze, sterk siltige klei met spikkels baksteenpuin aangetroffen. Een kuil (S1006) met de resten van ten minste vijf individuen is ingegraven in dit pakket. De laag is tot op de onderkant van de sleuf waargenomen, op 0,10 m +NAP.

De begeleiding van rioleringswerkzaamheden aan de Nieuwe Stationsstraat te Utrecht heeft licht geworpen op een hele specifieke periode in de geschiedenis van Utrecht. In de periode tussen 1810 en 1813 viel Nederland onder het gezag van de Franse keizer. Eén gevolg was het invoeren van een verbod op het begraven in kerken. Een verzoek van Franse militaire zijde leidde er in 1811 toe dat buiten de stad grond beschikbaar werd gesteld. Een perceel ten westen van de Catharijnesingel, bij de zogenaamde Flora boomgaard is rond 1811 in gebruik genomen als begraafplaats. Vergelijking met historisch kaartmateriaal (afb. 2.4) laat zien dat de begeleiding aan de Nieuwe Stationsstraat zich binnen de contouren van deze begraafplaats bevindt.

De skeletresten die tijdens de begeleiding zijn aangetroffen zullen vermoedelijk van gestorven Franse soldaten zijn. De soldaten die hier begraven werden zouden volgens historische bronnen in het hospitaal te Utrecht zijn overleden. De skeletresten werden in twee contexten aangetroffen. In het noordelijke deel van de begeleiding werd een kuil met ten minste vijf individuen gevonden (S1006). Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor enige vorm van bekisting in de kuil, hoewel er tijdens de begeleiding wel resten van grafkisten zijn aangetroffen. In het zuidelijk deel van de begeleiding is een grote kuil (S1004) aangesneden die een aanzienlijke hoeveelheid menselijke skeletdelen bevatte zonder anatomisch verband. De kuil lijkt min of meer contemporain met een geroerde laag (S1005) waarin zich onder andere delen van grafkisten bevonden. Deze laag bedekte spoor 1006. Uit cartografische bronnen is bekend dat het onderzoeksgebied halverwege de 19e eeuw bebouwd raakte. De bouwwerkzaamheden hebben het grafveld voor een groot deel verstoord maar de vondst van delen van kisten toont aan dat er verschillende manieren van begraven waren op het grafveld. Uit het fysisch antropologische onderzoek is duidelijk geworden, dat het met name om jong volwassen of juveniele mannelijke individuen gaat, iets wat goed overeenkomt met de aanname van een militaire context. Er is niet veel verschil in het botensemble van de twee locaties, waardoor het waarschijnlijk is dat het massagraf en het geruimde grafveld inderdaad onderdeel uitmaken van dezelfde begraafplaats. Er is echter een aantal botten uit het geruimde deel van het grafveld die wijzen op vrouwelijke of oudere mannelijke individuen wat moeilijker te rijmen is met een militaire context. Er zijn botten van minimaal twintig (jong) volwassen individuen en van vijf onvolwassen individuen gevonden, maar waarschijnlijk ging het om veel meer individuen. Er is veel pathologie gevonden die past bij de aanname dat dit jonge soldaten betreft. Er was weinig slijtage van de gewrichten, met uitzondering van de wervellichamen. Deze slijtage (DDD) is iets wat vaker bij soldaten gevonden wordt. Waarschijnlijk werd het veroorzaakt door lange marsen maken met zware bepakking, terwijl de wervellichamen nog niet volgroeid waren. Verder was er veel pathologie die wijst op een zware belasting van de schouders en armen, en veel tekenen van infecties. De vraag waarom er op verschillende manieren werd omgegaan met de begraven individuen is moeilijk te beantwoorden. Wellicht werden militairen van lage rang in massagraven en slechts in een lijkwade begraven, terwijl hoger geplaatste officieren individueel in kisten werden bijgezet. Een andere mogelijkheid is dat het kistloze graf een voorbeeld is van hoe militairen tussen 1811 en 1812/13 werden begraven, terwijl de kistbegravingen tot een later, civiel gebruik van het grafveld behoren. Het grafveld zou al in 1812 of 1813 weer buiten gebruik zijn gesteld wat aansluit bij de machtsovername van Willem I en het daarmee gepaard gaande vertrek van Franse militairen.

Vanaf het midden van de 19e eeuw werd de omgeving van het onderzoeksgebied ingericht als stationsgebied. Kaartmateriaal uit die periode laat verschillende gebouwen zien waarvan enkele muurdelen zijn gevonden. Bovendien is een bakstenen put aangetroffen die aan het eind van de 19e of begin van de 20e eeuw in onbruik is geraakt. De bouwactiviteiten in het gebied zijn vermoedelijk de oorzaak geweest voor de toestand waarin het gros van het skeletmateriaal is aangetroffen. Bij de voorbereidingen voor de bouw is het grafveld waarschijnlijk voor een belangrijk deel geruimd en een deel van de beenderen in een kuil ten zuiden van de gebouwen gedeponeerd. Van herbegraven lijkt hier geen sprake. Het is althans onwaarschijnlijk dat doden in deze periode buiten gewijde grond zouden zijn herbegraven.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xhm-xnus
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-67-gl9z
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:162976
Provenance
Creator Kemme, A.W.A.
Publisher BAAC
Contributor BAAC; gemeente Utrecht, POS
Publication Year 2020
Rights info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; License: http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf; http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess false
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; image/jpeg
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.112 LON, 52.089 LAT); Nieuwe Stationsstraat, gemeentecode STP01; Utrecht