In het Haagse deel hebben boringen ter plekke van de 18de eeuwse wal ten zuiden van de zandwinningsplas duidelijk gemaakt dat de oorspronkelijke bodem er onder nog ongestoord aanwezig is. Dat betekent dat daar een opgraving zal moeten worden uitgevoerd om te controleren of het grafveld tot die plek heeft doorgelopen. Het uitvoeren van extra boringen heeft weinig zin omdat een grafveld op die manier meestal niet goed te traceren is: alleen als een urn wordt aangeboord is er zekerheid. Als het grafveld daar inderdaad aanwezig blijkt te zijn dan moet met een veldonderzoek van 2 weken rekening worden gehouden. Hoewel volgens de laatste stand van zaken de boerderij Solleveld niet zal worden verstoord, zal het nieuwe winputtentracé ter plekke de boerderij wel zo dicht naderen dat sporen die met de boerderij in verband kunnen worden gebracht geraakt kunnen worden. Te denken valt daarbij aan erfafscheidingen en/of –greppels, waterputten e.d. Het graven van het tracé zal in de buurt van de boerderij dan ook archeologisch begeleid dienen te worden. Archeologische begeleiding houdt in dat archeologen bij het werk aanwezig zijn en als dat nodig is opmetingen kunnen verrichten en verdere gegevens kunnen documenteren. Een dergelijke begeleiding is ook nodig bij de aanleg van het westelijk winputtentracé. Dit in verband met de nabijheid van het grafveld, de mogelijke boerderijplaats in plas 9 en het cultuurlaagje ter hoogte van de gemeentegrens. In het Westlandse deel is intussen een Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd. Resultaten zijn nog niet bekend. Desondanks kan worden gesteld dat in dit deel rekening moet worden gehouden met de noodzaak van zowel archeologische begeleiding als opgravingsonderzoek, gegeven de grote oppervlakten die door de optimalisatie verstoord dreigen te worden.