Het plangebied ligt in het Utrechts-Gelders rivierengebied (NOaA regio). In deze regio is sprake van een Pleistoceen rivierterras bestaande uit afzettingen van vlechtende rivieren. Op sommige plaatsen bevinden zich rivierduinen die gedurende de koudste en droge perioden van de laatste ijstijd zijn opgewaaid uit de brede beddingen. Hierop liggen afzettingen van anastomoserende en meanderende rivieren (klei en zand). In en net naast het plangebied ligt een verhoging. Mogelijk is dit een terp of woonheuvel. In het plangebied zijn vijf boringen gezet tot maximaal 285 cm -mv. Hieruit blijkt dat de top van de Pleistocene rivierafzettingen tussen 195 en 280 cm -mv (765 en 809 cm NAP) ligt. De terrasvorm dateert uit het Laat-Pleistoceen of Vroeg Holoceen. De afzettingen worden afgedekt door een 125 tot 210 cm dik pakket holocene komafzettingen. Hierop ligt een 50 tot 80 cm dik 19e- of 20e-eeuws omgewerkt ophogingspakket. Er zijn geen aanwijzingen voor archeologische waarden. Bureau voor Archeologie adviseert het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.