Onderhavig onderzoek is een vervolg op eerder uitgevoerd onderzoek in de vorm van een bureauonderzoek, booronderzoek en proefsleuvenonderzoek (RAAP 2004). Uit het vooronderzoek is gebleken dat zich in het plangebied een prehistorische vindplaats bevond. Deze vindplaats bestond uit een grijze vondstlaag die geïnterpreteerd werd als een vondstlaag of een akkerlaag. Op basis van het hierin aangetroffen vondstmateriaal dateert de laag uit het Midden Neolithicum, Laat Neolithicum of de Vroege Bronstijd. Onderhavig onderzoek diende om voldoende betrouwbare gegevens te verzamelen ten aanzien van de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de locatie (aard, ouderdom, omvang, gaafheid, conservering) teneinde tot een waardestelling te kunnen komen van de, ten gevolge van de aanleg van de waterpartijen, bedreigde vindplaats. Bij het aantreffen van behoudenswaardige archeologische resten zouden deze door middel van een definitieve opgraving worden veiliggesteld. Tijdens onderhavig onderzoek is in het zuidoostelijk deel van het plangebied de eerder aangetroffen grijze laag aangetroffen op de flank van de strandwal. Deze laag bevatte houtskoolspikkels, vuurstenen afslagen en natuurstenen fragmenten waarvan het merendeel bewerkt was. De aangetroffen vondstlaag met archeologische indicatoren werd behoudenswaardig geacht waarna een opgraving volgde. De noordwestelijke begrenzing van de grijze laag kon worden vastgesteld. De laag werd dikker richting het oosten (de strandwal op) en was hier tot 0,10 cm intact bewaard gebleven onder een dunne laag veen die qua dikte toenam richting het noordwesten. Onder de laag zijn enkele sporen aangetroffen bestaande uit een greppeltje of langwerpige kuil en twee mogelijke paalsporen. Vanwege het ontbreken van dateerbaar materiaal kunnen de sporen niet worden gedateerd. Specialistisch onderzoek heeft uitgewezen dat een interpretatie als akkerlaag niet aannemelijk is. De antropogene beïnvloeding op de flank van de strandwal lijkt beperkt te zijn gebleven tot de aanrijking van de top van het duinzand met verkoolde plantenresten en de (incidentele) betreding hiervan. De vondstlaag is geïnterpreteerd als de westelijke periferie van een op de strandwal gelegen nederzetting.