De gemeente Eersel heeft het voornemen een bedrijventerrein te realiseren in het plangebied Meerheide te Duizel. De kans is aanwezig, dat tijdens deze ontwikkeling eventueel in de ondergrond aanwezige archeologische waarden verstoord worden. Bij nieuwbouw in deze regio is het gebruikelijk de organische bovengrond af te gegraven tot op het niveau van het gele zand. Dit is de hoogte waarop eventueel aanwezige archeologische sporen en vondsten zich manifesteren en dus kwetsbaar zijn. Het is dan ook noodzakelijk dat er in een vroeg stadium inzicht wordt verkregen in de archeologische potentie van het gebied. Het Archeologisch Centrum Vrije Universiteit – Hendrik Brunsting Stichting (ACVU-HBS) heeft opdracht gekregen voor het karterend en waarderend archeologisch onderzoek door middel van proefsleuven en boringen op het onderhavige terrein.
Tijdens dit onderzoek zijn de sporen aangetroffen van verschillende perceleringsystemen. Deze stammen zeker uit de laatste twee eeuwen, maar zijn mogelijk ouder.
Binnen het plangebied bevindt zich een verland en begraven ven dat al tijdens een eerder uitgevoerd booronderzoek is aangetroffen. Ter plaatse van dit ven zijn geen relevante archeologische sporen en vondsten aangetroffen. De zone buiten het ven is tot diep in de natuurlijke ondergrond verstoord door zandwinning.
Aangezien binnen het plangebied Meerheide Zuidrand geen relevante archeologische resten zijn aangetroffen, wordt het bevoegd gezag geadviseerd om het plangebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling. Niettemin blijft in alle omstandigheden artikel 53 van de gewijzigde Monumentenwet 1988 van toepassing: als tijdens graafwerkzaamheden archeologische resten of sporen tevoorschijn komen dan dienen deze door de uitvoerder te worden gemeld bij de gemeente of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
