Middeleeuwse bewoning langs de snelweg. Archeologisch proefonderzoek i.v.m. verlegging Rijksweg A2

Ten westen van Utrecht verreist sinds enkele jaren Leidsche Rijn, de grootste VINEX-locatie van Nederland. Als gevolg van de omvangrijke bouwactiviteiten vindt er op grote schaal bodemverstoring plaats, waardoor het archeologisch bodemarchief wordt bedreigd. Aangezien Leidsche Rijn grotendeels ligt op de stroomrug van de Oude Rijn – en stroomruggen over het algemeen een grote archeologische potentie bezitten – werd er in 1993 een archeologische kartering, inventarisatie en waarderend booronderzoek uitgevoerd. Een onderdeel van de grootschalige stedenbouwkundige plannen ten westen van Utrecht is de verlegging van de rijksweg A2 op het tracé Haarrijn-Oudenrijn. Vooruitlopend hierop heeft RAAP in 2000 op de plek van het toekomstige tracé een Aanvullende Archeologische Inventarisatie uitgevoerd. Het noordelijke deel van het tracé ligt in het komgebied ten noorden van de stroomgordel van de Oude Rijn en leverde één vindplaats op, door de onderzoekers gedateerd in de late Bronstijd of IJzertijd. Het zuidelijke gedeelte ligt bijna geheel op de stroomgordel en leverde drie archeologische vindplaatsen op, alsmede de mogelijke locatie van de Romeinse weg. Eén van de drie vindplaatsen werd door de onderzoekers van RAAP in vroege Middeleeuwen geplaatst. Het proefonderzoek LR23 had betrekking op deze vindplaats en had tot doel de aanwezigheid van archeologische sporen te verifiëren (afb. 1). Van de eventueel aangetroffen sporen dienden in eerste instantie ouderdom, verspreiding, aard, mate van conservering en zeldzaamheid nader bepaald te worden. Op basis van deze gegevens moet vervolgens worden besloten tot het al dan niet uitvoeren van een definitieve opgraving.

Het proefonderzoek bestond uit het aanleggen van vier sleuven van 4 m breed, waarin sporen van een laat-Merovingische/vroeg-Karolingische nederzetting werden aangetroffen (ca. 650-800 na Chr.). Een grote periferie die de RAAP-onderzoekers veronderstelden (350 bij 40/120 m), bleek beperkt te zijn tot een zone van ca. 65 bij 65 m. De nederzettingskern (ca. 90 bij 35 m) bevatte een grote spoordichtheid, alsmede restanten van een verontreinigde cultuurlaag. De aanwezigheid van deze cultuurlaag duidde op een goede conserveringstoestand van de sporen. Dit bleek tevens bij het couperen van enkele paalkuilen in sleuf 1, die tot een grote diepte onder vlakniveau een goed geconserveerde houtschaduw hadden. Op basis van een deel van de paalkuilen in de kern kunnen er delen van twee of drie gebouwplattegronden worden gereconstrueerd. Vooralsnog kan er over de afmetingen en bouwwijze van beide gebouwen niet veel worden opgemerkt. De overige paalkuilen lagen over het algemeen iets geïsoleerder ten opzichte van elkaar en hebben mogelijk deel uitgemaakt van vier-palige spiekers, waarvan er met enige reserve zes kunnen worden herkend. Deze lagen met name langs de westelijke rand van het gebied dat als kern is aangeduid. Temidden van de spiekers werd een rechthoekige kuil met op elke hoek een kleine paalkuil aangetroffen. Dit is mogelijk het restant van een hutkom.

Aan de uiterste zuidzijde van het onderzochte perceel werden sporen uit de elfde en/of twaalfde eeuw aangetroffen, alsmede een zeventiende-/achttiende-eeuwse greppel. De laatmiddeleeuwse sporen bestonden uit twee of drie greppels en een langwerpige kuil. Het onderzochte perceel ligt binnen de grenzen van het gebied dat vanaf de twaalfde of dertiende eeuw in bezit was van drie Utrechtse kapittels. Het kapittel van St. Marie bezat waarschijnlijk het gebied waarbinnen het opgravingsperceel ligt. Kapittels beheerden hun grondgebied vanuit een centraal uithof, meestal een boerderij met een meer dan gemiddelde luxe en uitstraling. Mogelijk moet het uithof van St. Marie in de omgeving van het opgravingsgebied worden gesitueerd. Dit zou de vondst van een kloostermopfragment
uit de eerste helft van de dertiende eeuw kunnen verklaren.

Het proefonderzoek heeft de aanwezigheid van waardevolle en goed geconserveerde archeologische sporen op het onderzochte perceel aangetoond. Aangezien het niet mogelijk lijkt de resten in situ te behouden, is het noodzakelijk om voor de werkzaamheden in verband met de verlegging van de A2 zowel de vroeg- alsook laatmiddeleeuwse sporen integraal op te graven. In totaal betreft dit een areaal met een oppervlakte van ca. 5720 m2. Uiteindelijk hebben op dit nederzettingsterrein in 2005 de opgravingen LR51 en LR54 plaatsgevonden (Archis3; 2063656100).

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zaq-2d2t
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-lyel-6r
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:68208
Provenance
Creator Kamp, J.S. van der
Publisher Data Archiving and Networked Services (DANS)
Contributor Erfgoed gemeente Utrecht
Publication Year 2017
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; AutoCAD
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.077 LON, 52.085 LAT); Hogeweide 12; Utrecht