In opdracht van gemeente Deurne, onder directievoering van Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie, heeft BAAC bv een inventariserend onderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd in Liessel, in het plangebied Sportpark. Aanleiding voor het onderzoek is de geplande uitbreiding van het sportcomplex met een sporthal en bijbehorende infrastructuur, waardoor eventuele archeologische resten in de bodem verstoord worden. Het plangebied ligt aan de westelijke rand van de bebouwde kom van Liessel. Momenteel wordt het merendeel van het plangebied gebruikt als sportveld. Het onderzoeksgebied bestaat uit een braakliggende akker en een grasveld langs de Molenweg aan de oostzijde en de Monseigneur Berkvensweg aan de zuidzijde. Het plangebied wordt op de Archeologische beleidskaart van de gemeente Deurne, de CultuurHistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord- Brabant en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) geclassifi ceerd als een gebied met een hoge archeologische verwachting. Deze verwachting is gebaseerd op de gunstige geologische ligging van het gebied en op de archeologische waarnemingen vermeld in Archis. In 2010 is door Vestigia bv een bureau onderzoek en een karterend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd. Dit onderzoek bevestigt de hoge archeologische waarde van het plangebied. Daarom heeft de bevoegde overheid (gemeente Deurne) besloten dat er een proefsleuvenonderzoek in het plangebied plaats diende te vinden met als doel het karteren en waarderen van eventuele aanwezige vindplaatsen. In september 2010 zijn 43 proefsleuven van 4x20m aangelegd. Vanwege het ontbreken van sporen in de sleuven in de noordoostzijde van het onderzoeksgebied, is in overleg met de bevoegde overheid, besloten om vier sleuven niet aan te leggen en het oppervlak hiervan te gebruiken voor een uitbreiding van proefsleuf 12 en de aanleg van een extra sleuf (wp4) ten westen hiervan. Dit is gedaan om de kleine spoorconcentratie die is aangetroffen in sleuf 12 te begrenzen. Het merendeel van de aangetroffen sporen zijn recent of natuurlijk van aard. Er zijn enkele greppels aangetroffen die deel uit maken van een perceleringssysteem uit de periode 1700-1900. In twee werkputten in het noordwesten van het onderzoeksgebied is een rij veenwinningskuilen waargenomen. De geringe dikte en amorfe samenstelling van de veenlaag wijzen erop dat er geen systematische ontginning van het veen heeft plaatsgevonden. Slechts in één werkput zijn enkele paalsporen en kuilen uit de periode 1700-1900 aangetroffen waartussen geen structureel verband was, maar die wellicht deel uit hebben gemaakt van een hekwerk behorende bij het perceleringssysteem. Het vondstmateriaal is voornamelijk afkomstig uit de greppels. Het gaat om goed geconserveerde fragmenten van gedraaid aardewerk en twee fragmenten van pijpaarden pijpjes uit de periode 1700-1900.
