In opdracht van de gemeente Nieuwegein heeft het onderzoeks- en adviesbureau
BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek
met behulp van boringen (karterende fase) uitgevoerd in het plangebied
Wierselaan te Nieuwegein. Aanleiding voor het onderzoek is het plan het kavel te
verkopen, waarna er volgens het vigerende bestemmingsplan een vrijstaande
woning kan worden gerealiseerd. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het
plangebied deel uitmaakt van een gebied waar in het Holoceen een minstens 7,5
à 9 m dik pakket veen, klei en zand is afgezet. Het plangebied maakte
vermoedelijk lange tijd deel uit van een dekzandgebied dat in het Weichselien is
ontstaan. Vanwege de vermoedelijke erosie door de stroomgordel van Tienhoven
geldt voor archeologische waarden uit het midden-mesolithicum en eerder een
lage verwachting. Vanaf omstreeks 8100 jaar tot 7175 jaar geleden oftewel het
laat-mesolithicum tot het vroeg-neolithicum A bevond het plangebied zich
vermoedelijk op de stroomgordel van Tienhoven of op de bijbehorende oeverwal.
Voor deze stroomgordel, waarvan de top ligt op 2,5 à 3,5 m –mv, geldt een
middelhoge verwachting voor archeologische waarden (vuursteenvindplaatsen)
uit het laat-mesolithicum tot neolithicum. Nadat de stroomgordel van Tienhoven
verlaten is raakte het plangebied bedekt met dik pakket komklei en veen.
Vermoedelijk stroomde door of langs het plangebied een natuurlijke geul, de
latere Zandveldse Wetering. In 1654 is rond het plangebied de buitenplaats het
Huis De Wiers aangelegd, waarbij het plangebied tussen de gracht en een sloot
rond het terrein lag. Van de tweede helft van de 18e
eeuw tot het einde van de
19e
eeuw lag in het plangebied een stalgebouw. In 1899 is het gebied in gebruik
genomen als scheepswerf en bebouwd geraakt. Aan het einde van de 20e
eeuw is
deze bebouwing afgebroken en is het plangebied deels gesaneerd. Op basis van
deze gegevens is aan het grootste deel van het plangebied een hoge verwachting
toegekend voor resten uit de nieuwe tijd B en C. Voor het gesaneerde deel geldt
een lage tot middelhoge verwachting. Voor de vroege middeleeuwen D tot de
nieuwe tijd A geldt een middelhoge verwachting voor nederzettingsresten,
terwijl voor de bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen C een lage
verwachting geldt.
Uit het veldonderzoek bleek dat de bodem ter plaatse van het plangebied onder
een ophoogpakket van 45 tot 75 cm dikte namelijk nog grotendeels intact
aanwezig is. Bovendien is een restant van de sloot aangeboord. Derhalve wordt
geadviseerd om, indien de bodem bij de toekomstige werkzaamheden tot dieper
dan 45 cm –mv zal worden verstoord, een vervolgonderzoek uit te voeren. Gezien
de geringe grootte van het plangebied wordt aanbevolen om het gehele
bouwvlak direct vlakdekkend op te graven (archeologische begeleiding conform
protocol opgraven).