In opdracht van de gemeente Laarbeek zijn diverse natuurherinrichtingsmaatregelen ter plaatse van de Schevelingse Loop, in het kader van de realisatie van een Ecologische VerbindingsZone, archeologisch begeleid door RAAP Archeologisch Adviesbureau. Concreet ging het om de begeleiding van de volgende graafwerkzaamheden: het verflauwen van de noordzijde van de Schevelingse Loop en de aanleg van een poel. Voorafgaand aan de begeleiding is een Programma van Eisen opgesteld voor het archeologisch veldonderzoek. Het veldwerk vond plaats in februari 2018.
Het plangebied is gelegen in het Brabants dekzandgebied, waarbij de ondergrond bestaat uit (verspoeld) dekzand (Formatie van Boxtel). De bodem bestaat uit een AC-profiel. In het centrale en oostelijke deel van het plangebied bevindt zich tussen de recente bouwvoor en de C-horizont een veenlaag. Deze veenlaag is het oude maaiveld. Op dit (kwel-)veenpakket ligt een laag ijzeroer, limoniet, een ijzerhoudende afzetting, ontstaan door ijzerhoudend kwelwater en gleyverschijnselen als gevolg van een fluctuerende (grondwater-)waterspiegel. In het centrale en oostelijke deel van het plangebied is bovenop het veen ook een ophoogpakket aanwezig, hier vermoedelijk terecht gekomen na de egalisatie van het gebied in de (2e helft van de) 20e eeuw. Hierbij zijn oorspronkelijke niveauverschillen verdwenen: de hogere delen zijn afgetopt terwijl de lagere delen zijn opgehoogd. Dit kan het AC-profiel in het uiterste westen verklaren terwijl de lager gelegen zone waar de veenlaag voorkomt, is opgehoogd.
In het plangebied werden centraal in het plangebied lineaire ‘verstoringen’ aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan winning van moerasijzererts in de jaren 1948-1950. Deze sporen waren ingesneden in de top van de veenlaag. Het industrieel wit aardewerk dat in de veenlaag is aangetroffen ondersteunt de datering van deze vroeg industriële delfstofwinning. De sporen van het delven van moerasijzererts zijn in het profiel waargenomen en geregistreerd, een deel ligt nog achter het profiel in situ.
In de bouwvoor, in verstoorde context, werden in het westen van het plangebied op drie locaties vuursteen uit (vermoedelijk) het Mesolithicum aangetroffen. Deze wijzen op een verstoorde vuursteenvindplaats in de (directe) omgeving van de vondstlocaties. Vermoedelijk houden deze vondsten verband met de hogere landschapsdelen (dekzandrug, glooiing beekdalzijde) die ten noord(west)en van het plangebied liggen en waar al redelijk wat vuursteenvondsten zijn aangetroffen.
Het archeologisch onderzoek was conform PvE gericht op specifieke maatregelen binnen het plangebied. Hierbij werd over het algemeen de Pleistocene ondergrond bereikt. De begeleide graafvlakken kunnen daarom worden vrijgegeven. Buiten deze graafvlakken blijft voor de niet onderzochte delen van het plangebied de vooropgestelde archeologische verwachting voor (lokale) beekdalspecifieke resten gelden. Daarbij zijn de afgegraven veenruggen die met ijzeroerwinning in verband gebracht kunnen worden behoudenswaardig.