Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn sporen aangetroffen die dateren van ná 1950, namelijk twee muren, drie verstoringen die waarschijnlijk veroorzaakt zijn bij vroegere ondergrondse sloopwerk-zaamheden voor de bouw van het autobedrijf Gerrit Visser, één kuil, één (riool)buis en twee opslagtanks. De muren zijn funderingen van de voormalige garage autobedrijf Gerrit Visser, die recentelijk is gesloopt. De twee opslagtanks behoorden ook tot de recentelijk gesloopte garage. Er is geen vondstmateriaal aangetroffen. De top van het bodemprofiel bestond uit een laag geel bruin gevlekt zand met een dikte van 50 tot 90 cm. In enkele profielen is er baksteenfragmenten/puinbrokjes waargenomen. Opvallend was dat er een scherpe overgang was van de toplaag naar het onderliggende bodempakket. In profiel 1 en 5 is onder de verstoorde toplaag een restant van een Aa-horizont waargenomen. Deze laag was bruin van kleur en bevatte veel bioturbatie. Tijdens de realisatie van de voormalige bebouwing is de Aa-horizont afgegraven. Beneden het restant van de Aa-horizont bevindt zich de C-horizont. Deze laag, de natuurlijke afzettingen, is op een diepte van ongeveer 60 tot 100 cm beneden het maaiveld aangetroffen. De C-horizont bestaan uit zwak siltig, matig fijn tot fijn beige zand. Tevens zijn gleyverschijn-selen waargenomen. De afzettingen zijn fluvioperiglaciale afzettingen die tijdens het Laat-Glaciaal zijn afgezet en behoren tot de Formatie van Boxtel. Dit betekent dat eolisch afgezet dekzand is verspoeld en omgewerkt door afstromend oppervlaktewater. De bodemprofielen in proefsleuf 2 waren verstoord. De bodemopbouw is verstoord door de aanleg en sloop van de voormalige bebouwing in het noordelijke delen van het plangebied, tegen de Nieuwendijk aan. In de verstoorde lagen is puin, zoals baksteen, aangetroffen. Plaatselijk is de bodem tot circa 1,4 -1,6 m -mv verstoord.

Tijdens het proefsleuvenonderzoek is geen (behoudenswaardige) archeologische vindplaats noch vondstmateriaal aangetroffen in het plangebied. Het selectieadvies is daarom dan ook om het plangebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling en is vervolgonderzoek niet noodzakelijk.