Opgraving Houten-Hofstad Diepriool terrein 16

Tijdens het onderzoek in Houten-Hofstad Diepriool zijn twee werkputten aangelegd op een terrein dat de status heeft van wettelijk beschermd monument. Verschillende vooronderzoeken hebben uitgewezen dat dit terrein - terrein 16 - nederzettingssporen herbergt die te dateren zijn in de IJzertijd en de Romeinse periode. Deze bewoningssporen zijn vervlochten met de evolutie van de verschillende belangrijke waterlopen in het gebied. Vanaf 2200 voor Chr. was de Houtense stroomgordel een belangrijke afwateringstak van de Rijn. Maar rond 800 voor Chr. was deze rol definitief overgenomen door de Kromme Rijn. Hetgeen overbleef van een eens zo belangrijke rivier was een complex systeem van restgeulen. Toch bevatten deze restgeulen nog water tijdens grote delen van het jaar. Watervoerend waren ze enkel in tijden van hoog water. Zo ontstaat een landschap met gunstige omstandigheden voor de mens om zich te vestigen: oeverwallen die een verhevenheid vormden en dus bescherming boden tegen hoge waterstanden. Water was gedurende grote delen van het jaar voorradig in de restgeulen en de geulen zorgden tegelijkertijd voor een gunstige ontwatering van de oeverwallen. Gevaar voor overstromingen bestond wel. Maar omdat de restgeulen slechts heel af en toe actief waren, bleef het gevaar relatief beperkt. Langzamerhand raakten deze restgeulen opgevuld. Een proces dat aanving in de Vroege IJzertijd en dat voltooid werd na de Romeinse periode. Deze opvulling gebeurde op verschillende manieren: ofwel door deponering van nederzettingsafval, ofwel door natuurlijke afzettingen van het water dat periodiek in de geulen stroomde, ofwel door een combinatie van beide.

Bewoning in het onderzoeksgebied Houten-Hofstad Diepriool is aangetoond vanaf de Midden IJzertijd. Grondsporen zoals paalkuilen, greppels en kuilen uit deze periode zijn niet gevonden, maar moeten aanwezig zijn in de omgeving. Typisch aardewerk uit de Midden IJzertijd bevindt zich wel in vullingslagen van de restgeul. Een 14C-datering van zo’n laag bevestigt deze datering . De bewoning zette zich voort in de Late IJzertijd. Wel is het vaak moeilijk om een onderscheid te maken tussen grondsporen uit de IJzertijd en de Romeinse periode. De redenen hiervoor zijn de beperkte hoeveelheid materiaal in de sporen en het feit dat een archeologische stratigrafie ontbreekt buiten de geulvulling. De vullingslagen van de geul zelf daarentegen zijn redelijk goed in te delen in periodes. De vondst van een essenhouten paal die ingeslagen was aan de oostelijke oever, doet vermoeden dat de geul beschoeid was in deze periode. Structuren zoals huizen en spiekers zijn niet gevonden. Voornamelijk de kleinschaligheid van het onderzoek is daar debet aan. Het archeologische materiaal bestaat in de Late IJzertijd voornamelijk uit inheems handgevormd aardewerk en dierlijk bot. Daarnaast zijn enkele metalen objecten (zoals fibulae), wat verbrande leem, slakken en natuursteen aangetroffen. De restgeul in het zuidelijke deel van terrein 16 kwam dood te liggen in deze periode. Die in het noordelijke deel van het terrein werd aangetakt door een andere restgeul, waardoor af en toe wat activiteit merkbaar was in de geul ter hoogte van werkput 1. De oevers van restgeul waren in de Late IJzertijd rijkelijk begroeid. Het water zelf was bedekt met waterplanten, zoals eendenkroos en fonteinkruid. Een natte, grazige vegetatie die gebruikt werd als weideland stond in de nabije omgeving. De veeteelt was voornamelijk gebaseerd op runderen, en in mindere mate op schapen, geiten, varkens en paarden. Op hun akkers kweekten de lokale bewoners gerst en emmertarwe. De begroeiing nam toe langs de geul in de Romeinse periode. Enkel gerst werd nog lokaal verbouwd. Het overige graan, mogelijk tarwe, werd ingevoerd. Typisch Romeinse smaakmakers zoals dille en selderij werden eveneens gekweekt. In de veeteelt nam het belang van de runderen af, ten voordele van schapen, geiten, varkens en paarden. Net als in de IJzertijd werden runderen voornamelijk gehouden voor het vlees. Daarnaast waren ze ook nuttig als trekkracht en leverden ze producten zoals melk, huiden en mest. In de vroeg-Romeinse periode deed het wielgedraaide aardewerk zijn intrede. In de midden-Romeinse tijd had dit aardewerk aan belang gewonnen, ten koste van de handgevormde keramiek. Een uitgebreid aardewerkspectrum was aanwezig : eet- en drinkgerei, opslag- en transportvaatwerk. Vooral de vullingen van de restgeul in het zuidelijke deel van het terrein bevatten veel materiaal. Dit materiaal was als afval in de geul gedumpt. Enkele opvallende vondsten waren aanwezig in de midden-Romeinse vullingslagen: een fragment van een leren schoen met ijzeren schoenspijkers en een loopijzer om over houten balken die in het water liggen te lopen. Een speciale depositie bestaande uit twee stuks aardewerk en enkele metalen objecten - waaronder mogelijk een helm - werd in de vroeg-Romeinse periode gedaan in een greppel. Militaria vormden in de vroeg- en midden-Romeinse periode trouwens geen uitzondering in nederzettingen in dit gebied. De limes was immers niet ver weg. De restgeul raakte steeds meer opgevuld.

Zowel in de noordelijke als in de zuidelijke werkput zijn aanwijzingen gevonden dat graaf- en beschoeiingswerken hebben plaatsgevonden in de midden-Romeinse periode, met name tussen het einde van de 2de en het begin van de 3de eeuw. In de periodes volgend op de Romeinse periode raakte de restgeul steeds meer gevuld totdat in de Middeleeuwen enkel nog een depressie in het landschap resteerde. Bewoning is aangetoond tot in de midden-Romeinse periode. Van de periodes hierna zijn geen vondsten gedaan en geen sporen aangetroffen. Een uitzondering hierop vormen een aantal karrensporen en één kuil. Maar deze zijn niet nader te dateren dan na de midden-Romeinse tijd.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-246-be3v
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-b1-5mgs
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:93414
Provenance
Creator Schurmans, M.D.R.
Publisher Data Archiving and Networked Services (DANS)
Contributor Boreel, G.; Groot, M. de; Jozen, W.J.M.M.; Schuuring,, A.E.I.; Kerckhove, J. Van; Renswoude, J. van; Verhelst, E.M.P.; Hänninen, K.; Driel-Murray, C. van; VUhbs archeologie
Publication Year 2018
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.181 LON, 52.012 LAT); Gemeente Houten, Het Gras; Provincie Utrecht