Samenvatting

Transect heeft in maart 2014 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Strodijk 23 in Vorden (gemeente Bronckhorst). De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuwbouw van een ligboxenstal en enkele sleufsilo’s op het erf. Bij de voorgenomen nieuwbouw zal grondverzet plaatsvinden, waardoor de bodem en daarmee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied kunnen worden verstoord.

Op basis van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken: 1) Landschappelijk gezien ligt het plangebied in de overgangszone van een dekzandrug naar een lager gelegen vlakte. Naar verwachting komen beide landschapselementen in het plangebied voor, de rug in het zuidelijk deel en de vlakte in het noordelijk deel van het gebied. 2) Op basis van het bureauonderzoek geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting. Dit heeft hoofdzakelijk te maken met de ligging van het plangebied in een landschapsgradiënt, waarbinnen activiteiten vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen kunnen hebben plaatsgevonden. 3) Specifiek geldt er een hoge verwachting voor nederzettingsresten uit de Late Middeleeuwen. Het plangebied ligt namelijk achter het oude erf ’t Addink, een boerenerf waarvan schriftelijke bronnen het bestaan in ieder geval plaatsen in 15e eeuw. Resten uit die tijd of van mogelijke voorgangers van het erf zijn zeker niet uit te sluiten. 4) Er is eveneens sprake van een buitenplaats Addink en de aanwezigheid van een mogelijke (omgrachte) havezathe. De buitenplaats lag vermoedelijk direct ten westen van het huidige ’t Addink (Strodijk 23, figuur 11). Een mogelijke havezathe ligt vermoedelijk ten oosten van het plangebied. Op 18e- en 19e-eeuws kaartmateriaal is op die plek sprake van een afwijkend kavelpatroon. Het plangebied zelf is vanaf het eind van de 18e eeuw op basis van historisch kaartmateriaal niet bebouwd geweest. Voor de Nieuwe Tijd bestaat daarmee een lage archeologische verwachting op nederzettingsresten, maar de aanwezigheid van oude greppels, wegen en tuin- of erfinrichting zijn niet uit te sluiten. 5) De resultaten uit het veldonderzoek bevestigen een groot deel van de verwachting uit het bureauonderzoek. In het zuiden is een dekzandrug aanwezig, terwijl in het noorden een vlakte ligt. Op zowel de rug als in de vlakte zijn sporen van nederzettingsactiviteit gevonden uit de Middeleeuwen, hetzij in de vorm van een cultuurlaag, hetzij in de vorm van een oude akkerlaag. Tevens zijn op beide plekken archeologische indicatoren gevonden (middeleeuws aardewerk, huttenleem, houtskool). 6) De bodem in het plangebied is vanaf een diepte van 50 cm –Mv intact. Alleen in het uiterste westen, naast een bestaande sleufsilo, is de bodem tot een diepte van 200 cm –Mv vergraven.

Concluderend heeft het plangebied een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden uit de Middeleeuwen. Voor de overige archeologische perioden (met uitzondering van de steentijden) bestaat een middelhoge archeologische verwachting, ondanks dat hiervoor geen concrete aanwijzingen zijn gevonden.