De redoute in het Angenente Weertje en andere vondsten uit de archeologierijke westelijke uiterwaard van Lent, gemeente Nijmegen

De voornaamste doelstellingen van de archeologische begeleiding in zone S waren het vaststellen van de archeologische waarde van de uiterwaard, het verzamelen van informatie over de genese van de Waal en het achterhalen van het scala aan activiteiten dat de mens in het verleden uitvoerde in de Lentse Lotwaard.

Ondanks de extensieve onderzoeksmethode blijkt het aantal vondsten en sporen uit de Lotwaard verrassend groot. De resten dateren uit een lange periode, van het midden Neolithicum tot in de Tweede Wereldoorlog. Sporen bleken in hoofdzaak voor te komen in de noordoostelijke helft van de uiterwaard, waar het landschap van na ca. 1500 in onverspoelde staat bewaard is gebleven. Vondsten blijken overal voor te komen, in het zuidwesten vooral afkomstig uit beddingzand en in het noordoosten tevens in intacte, onverspoelde contexten. Ook het verspoelde vondstmateriaal blijkt informatie te bieden over in het verleden langs en op de rivier uitgevoerde activiteiten. De dichtheid aan informatierijke resten moet, zeker gezien het onvolledige onderzoek, als veel groter worden beschouwd dan vooraf werd verwacht. Een herwaardering van uiterwaarden als archeologische zones, zeker waar deze gelegen zijn in de buurt van voormalige concentraties van militaire activiteiten en bewoning (Ulpia Noviomagus, de middeleeuwse stad Nijmegen, Fort Knodsenburg, de Oversteek) is op zijn plaats.

Over de genese van de Waal kunnen met name door het combineren van onderzoeksresultaten in aangrenzende archeologische zones uitspraken gedaan worden. De Romeinse Waalbedding liep door (een deel van) de Lotwaard, hetgeen een deel van het –afgezet tegen de middeleeuwse vondsten- relatief talrijke Romeinse vondstmateriaal kan verklaren. Op twee plaatsen zijn middeleeuwse beddingafzettingen herkend, respectievelijk uit globaal de 11e en uit de 12e tot vroege 13e eeuw. De locatie van de rivier kort na het midden van de 16e eeuw kan gereconstrueerd worden met behulp van de kaart van Jacob van Deventer. Eén van de aangetroffen rivierkribben bevond zich dicht bij de noordelijke Waaloever uit deze periode en is daarom waarschijnlijk gelijktijdig met het kaartbeeld van 1557. Voor ons beeld van latere rivierfasen is het 17e eeuwse kaartmateriaal te schetsmatig, maar kan deels gereconstrueerd worden aan de hand van de ontdekking van een vijftal andere rivierkribben. Voor de situatie sinds de vroege 18e eeuw is een onafgebroken reeks elkaar in tijd snel opvolgende kaarten beschikbaar. Hieruit blijkt dat na een periode van erosie in de jaren na 1701 en voor 1740, de rivierbedding zich langzaam van de dijk af verplaatste waardoor de uiterwaard aan de Lentse zijde breder werd. Een belangrijk resultaat in het licht van het vooronderzoek en de vraagstelling uit het PvE is dat de ‘middeleeuwse restgeul’ een 16e en 17e eeuwse hoogwatergeul, een strang, blijkt te zijn.

Het onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd voor rivieroffers in de bronstijd en de Romeinse tijd, voor scheepvaartactiviteiten in de volle en late middeleeuwen, voor mogelijk houttransport in de 11e en de 17e eeuw, voor rivierbeheersing en landaanwinning in de vroege nieuwe tijd, voor civiele bewoning in het eerste twee derde van de 16e eeuw en voor een militaire wachttoren (een redoute) op dezelfde plaats tussen circa 1589 en 1672. Deze redoute bevond zich in het Angenente Weertje, aan het einde (‘an gen ent’) van de Lentse dorpspolder (zie figuur 6.6) en is in de Tachtigjarige Oorlog opgericht als onderdeel van een linie op de noordelijke Waaloever om weerstand te kunnen bieden aan Spaanse aanvallen. In 1787 sloegen duizenden Pruisische soldaten kamp op in de Lotwaard tijdens hun opmars richting Amsterdam, bedoeld om het gezag van stadhouder Willem V te herstellen. De oude kaarten uit 1787 zijn pas na het gereedkomen van het conceptrapport onder onze aandacht gekomen. Voor veldonderzoek naar de resten van de Pruisische kampementen was het toen vanzelfsprekend te laat. De enige vondst die wellicht met het Pruisische verblijf in verband kan worden gebracht, is een ijzeren scheepsanker dat mogelijk gebruikt is om een reeks pontons vast te leggen. Uit de Tweede Wereldoorlog stammen resten die verbonden kunnen worden met de Oversteek in september 1944, dan wel met de bewaking van de Waaloevers in de herfst en winter van 1944-1945 en met opruimwerkzaamheden van uitrustingsstukken en wapens in de periode daarna.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xy8-88kn
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-ey-i73d
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:110909
Provenance
Creator Porreij-Lyklema, T.E.; Verhelst, E.M.P.
Publisher RAAP
Contributor Baetsen, S.; Berends, A.; Flokstra, L.M.; Gazenbeek, G.; Hänninen,, K.; Hermsen, I.C.G.; Jans, J.E.A.; Keunen, L.J.; Kootker, L.M.; Kruining, M.E. van; Maurer, A.; Norde, E.H.L.D.; Schabbink, M.L.; Veen, B.J. van der; Willemse, N.W.; RAAP
Publication Year 2018
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/rtf; application/pdf; application/msword; image/jpeg; .rtf; .pdf; .docx; .jpg; .mdb; .tab; .dbf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities