In 1986 zijn 211 (Friestalige) leerlingen van het voortgezet onderwijs in de vroegere gemeenten Oost- en Westdongeradeel gevraagd naar hun uitspraak van meervoud en verkleiningswoord bij de woorden 'tean, foet, stien, beam, stoel, doar, hier en noas' (resp. teen, voet, steen, boom, stoel, deur, haar en neus). Elke leerling werd ook nog gevraagd naar de uitspraak van vijf woorden met Dongeradeelster klank: 'sepe/sjippe, seze/sizze, buosse/bûse, buotten/bûten en buotter/bûter' (resp. zeep, zeggen, zak, buiten en boter).