In opdracht van de Bosgroep Zuid Nederland voerde RAAP Archeologisch Adviesbureau in de periode tussen najaar 2009 en najaar 2012 een bureauonderzoek uit in 20 projectgebieden verspreid over de provincie Noord-Brabant. Dit in verband met zogenaamde Effect Gerichte Maatregelen (EGM) nabij vennen. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld voor de verschillende projectgebieden. De studie werd aangevuld met een extensieve archeologische begeleiding van de werkzaamheden.
Na uitvoering van de EGM is in de projectgebieden een systematische oppervlaktekartering als archeologisch begeleidingsvorm toegepast. Hierbij zijn ook boringen geplaatst om de bodem opbouw ter plaatse vast te stellen. In de meeste gevallen werd de op basis van het bureauonderzoek verwachte bodem aangetroffen. Plaatselijk bleek sprake van een (relatief) intacte bodemopbouw, waarvan de top als gevolg van uitvoering van de EGM sporadisch aan de oppervlakte is komen te liggen. In de stuifzandgebieden was de oorspronkelijke bodem verdwenen of werd afgedekt door een stuifzanddek van wisselende dikte.
Met uitzondering van projectgebied de Groote Heide (Veeven) zijn bij de oppervlaktekartering geen archeologische indicatoren aan het oppervlakte aangetroffen. Een belangrijke reden hiervoor is dat meestal nog een gedeeltelijke strooisellaag of stuifzand aanwezig was, waarmee het archeologisch relevante niveau was afgedekt. In projectgebied Groote Heide is één archeologische indicator aan het verschraalde oppervlak aangetroffen. Het betreft een gebroken micro-kling van vuursteen, die waarschijnlijk uit het Mesolithicum dateert.