In het bedrijfssysteemonderzoek Bodemkwaliteit op zand op WUR-proeflocatie Vredepeel worden twee gangbare bedrijfssystemen met elkaar vergeleken gedurende de periode 2011-2016: één systeem met een gebruikelijke organische stofaanvoer met gebruik van drijfmest (STANDAARD) en één systeem met een lage organische stofaanvoer met gebruik van meststoffen zonder of met een laag gehalte organische stof (LAAG).Systeem LAAG heeft een 5% lagere totale droge stofproductie (p<0,05) en een lager risico op stikstofuitspoeling. De nitraatconcentraties in het grondwater (n.s.), de N-min voorraden in de bodem in het najaar (p<0,1), en het stikstofoverschot (n.s.) zijn in LAAG in alle gevallen lager dan STANDAARD. In beide systemen ligt de nitraatconcentratie in het grondwater boven de norm in de Europese nitraatrichtlijn (50 mg/l). Het organisch stofgehalte in LAAG is 0,4%-punt lager dan STANDAARD (p<0,01). Andere bodemparameters zijn in de loop van de tijd van de proef niet veranderd. Er kon geen duidelijk verband afgeleid worden tussen de aanvoer van organische stof en lachgasemissies. Aanvoer van extra organische stof in de vorm van compost in zowel LAAG als STANDAARD leidt tot hogere opbrengsten (n.s.), met name in systeem LAAG, maar geen verhoging van de uitspoeling. De opbrengsten in STANDAARD liggen gemiddeld 15% lager dan de praktijkopbrengsten op de proeflocatie, mogelijk veroorzaakt door de strikte bemestingsstrategie sinds de start van het bedrijfssystemenonderzoek in 1988.Met de indicaties voor lagere stikstofverliezen, hoewel nog steeds boven de nitraatnorm, bij een lagere aanvoer van organische stof, maar tegelijkertijd lagere opbrengsten geeft dit onderzoek een dilemma weer tussen een belangrijk milieuaspect en de economie van het boerenbedrijf.