Op basis van het bureauonderzoek kan worden geconcludeerd dat binnen delen van het plangebied archeologische resten uit de periode vanaf de ijzertijd en vooral uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd aanwezig zijn. Aanbevolen wordt om deze gebied middels een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen nader te onderzoeken. Hierbij dient onder meer gekeken te worden naar de aan- of afwezigheid van kreekruggen en –oeverwallen en de mate van gaafheid van het veen. De boringen dienen op het hart van het nieuwe tracé en met een onderlinge afstand van 50 m en een maximale diepte van 2,0 m – mv te worden gezet. Daarnaast wordt geadviseerd om de rest van het plangebied vrij te geven ten gunste van de voorgenomen ontwikkelingen.