In opdracht van de gemeente Oude IJsselstreek heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in april en mei 2013 een inventariserend veldonderzoek (karterende en waarderende fase) uitgevoerd in verband met de ontwikkeling van een woonwijk in de gemeente Oude IJsselstreek. Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervolgonderzoek.
Op basis van bureauonderzoek werden archeologische resten verwacht uit alle perioden vanaf het Laat Paleolithicum, variërend van jachtkampen uit de Steentijd tot nederzettingen uit latere perioden. In het uiterste noorden werden resten verwacht van erven uit de Nieuwe tijd.
Tijdens het karterend booronderzoek zijn in twee boringen vuursteenfragmenten aangetroffen uit de Steentijd, mogelijk van één of enkele jachtkampjes op de flank van het rivierduin. Van de verwachte vondstcomplexen zal een deel van het vondstmateriaal zijn opgenomen in de verstoorde bovengrond of zijn afgegraven bij de bouw van de vroegere fabriek. Eventuele grondsporen zullen nog relatief intact zijn. De top van het vondstniveau varieert van 40 tot 85 cm -Mv. Het betreft hier de top van het intacte rivierduin. In de top van de C-horizont (85-100 cm -Mv) worden eventuele grondsporen verwacht. Vindplaatsen uit de Steentijd kenmerken zich echter vaak door het ontbreken van een sporenniveau.
Op basis van de resultaten van het karterend booronderzoek is vervolgens in een deel van het plangebied een waarderend booronderzoek uitgevoerd. Tijdens het waarderend booronderzoek is in één deel van het plangebied een vindplaats aangetroffen. Het betreft een jachtkamp of extractiekamp uit de Steentijd.
De vindplaats ligt ter hoogte van een geplande groenstrook. Mogelijk kan de groenstrook zo ingericht worden dat er ter plaatse geen bodemverstoringen dieper dan 30 cm optreden. Indien blijkt dat de vindplaats niet behouden kan worden, wordt aanbevolen deze nader te onderzoeken door middel van een proefsleuvenonderzoek.
In het overige deel van het plangebied wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
