Het voornemen is de twee bestaande ondergrondse 150 kV-kabelverbindingen (circuits) in de Westerschelde tussen Ellewoutsdijk en Terneuzen, elk bestaande uit twee kabels per fase, aan de landzijden te splitsen naar vier circuits (één kabel per fase). Aan de noordzijde van de Westerschelde (Zuid-Beveland) dient ten behoeve van deze splitsing een nieuwe ondergrondse 150 kV-kabelverbinding, bestaande uit twee circuits, aangelegd te worden tussen het 150 kV-opstijgpunt Ellewoutsdijk en het 150 kV-station Goes de Poel. Opstijgpunt Ellewoutsdijk en 150 kV-station Goes de Poel dienen hiervoor te worden aangepast.
Ten behoeve van de vergunningaanvraag benodigd voor de grondwerkzaamheden tijdens dit project is tussen maart 2017 en januari 2018 een Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn in maart 2018 bijgevoegd bij het ontwerp bestemmingsplan en aangeboden aan de bevoegde overheid. Uit de resultaten bleek dat binnen bepaalde delen van het plangebied mogelijk archeologische resten bedreigd waren door de geplande ingrepen. Vandaar dat geadviseerd werd om in deze delen een vervolgonderzoek door middel van een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven te laten uitvoeren. Dit gold onder meer voor (een deel van) het kadastraal perceel GOE-OOV702 dat ten noorden van de Ongereedweg te Goes is gelegen. Het hier aan te leggen deel van het kabeltracé dient, omwille van de ontwikkeling van een zonnepark op het perceel, eerder te worden aangelegd. Om deze reden diende, eerder dan op de andere percelen, een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven te worden uitgevoerd.
In januari 2019 is dit Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven uitgevoerd binnen drie delen van het kadastraal perceel GOE-OOV702 (= drie onderzoeksgebieden). Binnen deze onderzoeksgebieden gold een (middel)hoge verwachting op het aantreffen van archeologische vindplaatsen. Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek konden drie vindplaatsen worden afgebakend. Vindplaats 1 betrof perceelsgreppels uit de Nieuwe Tijd. Vindplaats 2 omvatte moerneringskuilen die dateren tussen de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Deze twee vindplaatsen werden op basis van hun inhoudelijke kwaliteiten als niet behoudenswaardig geacht. De derde vindplaats omvatte een (kleine) bakstenen structuur en betreft mogelijk een bijgebouw bij een hofstede uit de Nieuwe Tijd. Deze vindplaats is wél als behoudenswaardig geacht. Op basis van de huidige planvorming kan deze vindplaats niet in situ behouden blijven. Daarom heeft de bevoegde overheid besloten dat deze vindplaats door middel van een opgraving onderzocht diende te worden.
Het bakstenen gebouw, aangetroffen bij het proefsleuvenonderzoek, is verder vrij gelegd waardoor de exacte afmetingen konden worden vastgesteld. Het betreft een bijgebouw (circa 4 x 7,5 meter) op het terrein van de hofstede. Op basis van het gebruikte bouwmateriaal dateert dit gebouw tussen de late middeleeuwen en het begin van de Nieuwe tijd. Daarnaast werden verschillende kuilen aangetroffen, waaronder twee smeedhaarden voor het bewerken van ijzer. Deze sporen dateren op basis van 14C-datering uit de 13de en 14de eeuw (late middeleeuwen). Het is niet duidelijk of er een direct verband is tussen deze smeedhaarden en het bijgebouw.