Toen de oorlog uitbrak, was Daan Verbaan negen jaar. Zijn opa en oom hadden een klompenwinkel en leverden tijdens de mobilisatie klompen aan het Nederlandse leger. Herinnert zich de Duitse inval (karren met vissersnetten op de boulevard) en de begindagen van de bezetting (inrichting mitrailleurpost, Duitse militairen die hun intrek nemen in hotels), de aanleg van de eerste kustverdediging (landmijnen in de duinen). Familie moest later zelf Scheveningen verlaten. Had toestemming om naar school in het Sperrgebiet te gaan. Beschrijft Scheveningen als Sperrgebiet: straten waar de bezetter de klinkers weg had gehaald, huizen die door bewoners van al het hout waren ontdaan. Vertelt tenslotte ook over de groeiende schaarste en de honger. Bracht de laatste maanden van de oorlog bij een neef in Oud-Beijerland door.