In een groot deel van het plangebied is dekzand aanwezig. Aan de westzijde bevindt zich een lage dekzandkop. In de top van het dekzand is een restant van een podzolbodem waargenomen. De A- en E-horizont daarvan zijn verdwenen, maar in de meeste boringen resteert nog wel een B- of BChorizont, waarmee duidelijk is dat de bodem niet diep verstoord is. Aan de zuidzijde van het plangebied is geen dekzand meer aanwezig. Hier zijn smeltwaterafzettingen waargenomen. Het vondstniveau voor eventuele vindplaatsen uit de steentijd bevindt zich meestal in de top van het dekzand, met het meeste materiaal in de A- en E-horizont . Een dergelijk vondstniveau zal dus sterk zijn aangetast. Wel zijn nog grondsporen te verwachten uit de periode steentijd tot en met Romeinse tijd. De archeologische verwachting voor grondsporen is daarom hoog. Alleen voor het zuidelijke deel waar sprake is van smeltwaterafzettingen, is de archeologische verwachting voor alle perioden laag.