Eindrapportage archeologische inspectie (7730.002) Acacialaan te Twello

Resultaten en conclusie archeologische inspectie Uit de resultaten van de archeologische inspectie blijkt dat de natuurlijke bodemopbouw bestaat uit dekzandafzettingen en dat het plangebied/onderzochte wegtraject binnen een dekzandrug ligt. Op basis van het kaartbeeld van het Actueel Hoogtebestand Nederland (zie figuur 5) neemt het plangebied een positie in op de noordflank van deze dekzandrug. Het totale pakket dekzand betreft voor het onderste deel, vanaf een diepte van gemiddeld 150 cm -mv, lemig Oud Dekzand en is licht tot matig roesthoudend. Het bovenste afdekkende pakket Jong Dekzand is leemarm en is over het algemeen ook licht tot matig roesthoudend, erop duidend dat grondwaterstanden periodiek toch relatief ondiep voorkomen. Op de overgang van het Jong naar het Oud Dekzand is geen begraven bodemprofiel (Bølling- en/of Usselo-bodem) waargenomen en duidt erop dat de oorspronkelijke top van het pakket Oud Dekzand ter plaatse van het plangebied een erosiefase heeft gekend (eolisch of verspoeld door sneeuwsmeltwater). Dit wordt in twee profielen bevestigd door de aanwezigheid van een grindsnoertje (desert pavement). De grondwaterhuishouding is wel van dien aard geweest dat er over het algemeen sprake was van een neergaande waterbeweging. In de top van het pakket Jong Dekzand heeft zich van nature een veldpodzolbodem (natte humuspodzol) kunnen ontwikkelen, die vooral in het centrale en noordelijke deel van het onderzochte wegtraject nog deels, zo niet geheel intact is aangetroffen (profielen 6 t/m 13). Daarnaast is bij een aantal profielen (profielen 3, 6, 9 en 11) een restant van een intact plaggendek aangetroffen. Op basis van gegevens van de Bodemkaart van Nederland in combinatie met historisch kaartmateriaal werd dit ook verwacht voor het plangebied/onderzochte wegtraject. Historisch kaartmateriaal geeft aan dat het merendeel van het onderzochte wegtraject in de 19e eeuw en de eerste helft van de 20e eeuw deel heeft uitgemaakt van akkerpercelen. Diepgaande recente verstoringen zijn voornamelijk gedocumenteerd bij de profielen in het zuidelijke deel van het plangebied/onderzochte wegtraject.

De uitgevoerde archeologische inspectie, waarbij diverse bodemprofielen zijn bekeken en gedocumenteerd (naast de gecontroleerde wanden) over een relatief kort stuk wegtraject (totale lengte van circa 350 meter), heeft geen in situ liggende archeologische indicatoren opgeleverd. Tevens zijn archeologische sporen niet waargenomen. Wel zijn in de nabijheid van profiel 5 door de civieltechnische aannemer twee vrijwel complete soepterrines van industrieel wit aardewerk aangetroffen, daterend uit de periode 1890 tot 1910. Deze vondsten moeten wel gezien worden als toevalsvondst en zijn als afvalresten weggegooid, meest waarschijnlijk tijdens eerder uitgevoerde rioolwerkzaamheden. Verder is er tijdens het controleren van de stort nog vondstmateriaal aangetroffen daterend rond 1900 dan wel jonger en dit bestaat voor het merendeel uit gebruiksaardewerk. Het gaat allen om losse vondsten die afkomstig zullen zijn in het reeds geroerde deel van de bodemopbouw en meest waarschijnlijk in de bovengrond vermengd zijn geraakt tijdens eerdere wegvernieuwingen dan wel andere bodemverstorende ingrepen.

Geconcludeerd wordt dat er binnen het merendeel van het onderzochte wegtraject en buiten het tracé van het bestaande vuilwaterriool, de van nature gevormde bodemopbouw nog (deels) intact aanwezig is. De uitgevoerde archeologische inspecties hebben echter geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van een (behoudenswaardige) archeologische vindplaats in het plangebied/onderzochte wegtraject. Hierbij dient wel gemeld te worden dat er alleen momentopnamen zijn gedaan tijdens de uitgevoerde graafwerkzaamheden.

Advies Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van een (behoudenswaardige) archeologische vindplaats adviseert Econsultancy om bij toekomstige graafwerkzaamheden binnen het plangebied/onderzochte wegtraject (wegreconstructies/aanleg van kabels en leidingen), in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ), geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden.

Wel dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (artikel 5.10 Erfgoedwet juli 2016) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort (ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682). Het verdient aanbeveling ook de regioarcheoloog (mevrouw drs. N.F.H.H. Vossen) en de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Voorst (mevrouw M. Schneiders) hiervan per direct in kennis te stellen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-z8a-57cu
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-xs-hrne
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:116160
Provenance
Creator Broeke, E.M. ten
Publisher Econsultancy
Contributor Econsultancy
Publication Year 2019
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.114 LON, 52.243 LAT); Acacialaan; Twello; Gemeente Voorst; Gelderland