In opdracht van de gemeente Geldrop-Mierlo heeft Grontmij Nederland B.V. in 2008 een archeologisch onderzoek, bestaande uit een Inventariserend veldonderzoek waarderende fase door middel van proefsleuven, uitgevoerd in het plangebied Luchen fase 2 te Mierlo. Aanleiding tot het uitvoeren van het onderzoek vormen de nieuwbouwplannen, die niet passen in het vigerende bestemmingsplan van de gemeente waardoor een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk is. Doel van het inventariserend veldonderzoek waarderende fase is het vaststellen van de aard, omvang, datering, gaafheid, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de aanwezige archeologische waarden door middel van proefsleuven.
In grote delen van het plangebied komen hooggelegen enkeerdgronden voor. Er is hier sprake van een esdek. De dikte van het esdek varieert van 50 tot 190 cm. Onder het esdek bevindt zich in het middelste en meest zuidoostelijke deel van het plangebied een al dan niet intact podzolprofiel. Aan de randen van het plangebied is geen sprake van een esdek. De A-horizont is hier dunner dan 50 cm. In deze lager gelegen delen van het plangebied (het beekdal), komen beekeerdprofielen en zogenaamde AC-profielen voor. Bij de AC-profielen gaat de humushoudende bovenlaag, al dan niet via een menglaag, over in de C-horizont. Op de bodemkaart zijn in het uiterste zuiden en noordwesten van het plangebied veldpodzolgronden weergegeven. Deze zijn echter tijdens het proefsleuvenonderzoek niet aangetroffen.
In de zuidwestelijke hoek van het plangebied Luchen Fase 2 zijn verschillende sporen en vondsten aangetroffen, die uit de periode Late Bronstijd tot Midden IJzertijd lijken te dateren. Aangezien het hier een proefsleuvenonderzoek betreft zijn er geen complete gebouwplattegronden vrij gelegd. Toch kan aangenomen worden dat het hier een vindplaats met meerdere gebouwen betreft, samen met kuilen en greppels, die deel zullen hebben uitgemaakt van de erfinrichting.
Bij het aangetroffen aardewerk komen verschillende fragmenten voor die niet nader gedateerd kunnen worden dan de periode Late Bronstijd – Midden IJzertijd. Deze fragmenten lijken te wijzen op bewoning in de Late Bronstijd, Vroege IJzertijd en Midden IJzertijd. Dit gegeven lijkt op de aanwezigheid van zogenaamde zwervende erven te duiden.
Over het gehele onderzochte plangebied zijn verschillende greppels en/of slootjes aangetroffen, die dateren uit de Late Middeleeuwen en/of Nieuwe tijd. Deze sporen worden hoofdzakelijk aangetroffen in de lager gelegen, nattere delen van het onderzoeksgebied.
Op grond van de resultaten wordt de vindplaats uit de Late Bronstijd tot Midden IJzertijd als behoudenswaardig gewaardeerd. Indien besloten wordt dat de vindplaatsen niet behouden kunnen worden, wordt aanbevolen een vervolgonderzoek door middel van een definitieve opgraving uit te laten voeren.
