Naar aanleiding van de sloop van een woonwijk rondom de Napjusstraat te Sneek is opdracht van CSO-Milfac Adviesbureau door Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) op 22 februari 2007 een archeologisch bureau-onderzoek uitgevoerd, gevolgd door een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) op 26 februari 2007.
De onderzoekslocatie is gesitueerd ten noorden van de oude kern van de stad Sneek, welke zich geologisch gezien in het noordelijk zeekleigebied bevindt. Hier bevinden zich holocene getijde-afzettingen, vrijwel steeds op het pleistocene dekzand. De bovenkant van het dekzand ligt in dit gebied op een diepte van 3–6 m –NAP. Gedurende het begin van het Holoceen heeft zich, als gevolg van de zeespiegelstijging,landinwaarts veen (Basisveen) gevormd. Zeeklei kon hier pas vanaf het Atlanticum worden afgezet.
Het bureau-onderzoek heeft uitgewezen dat tijdens de IJzertijd bewoning op en in het veen zou hebben kunnen plaatsgevonden. Direct ten oosten van het onderzoeksgebied heeft zich een Johannieterklooster bevonden. Het is zeer wel mogeljk dat het onderzoeksterrein deel heeft uitgemaak van dit klooster dan wel als gebruiksgrond van het klooster heeft gediend.
Tijdens het veldonderzoek is de archeologische verwachting uit het bureau-onderzoek niet bevestigd. De bodem bestaat uit veen waarvan de top is weggespoeld. Hierop is meer dan 2,5 m klei van de getijdevlakte afgezet, waarvan vrijwel overal de top ook is verdwenen. Op de klei is, bij de bouw van de huidige woonwijk, zand met een gemiddelde dikte van 130 cm opgebracht. Aanwijzingen voor bewoning op het veen of voor activiteiten van het vroegere Johannieterklooster zijn niet gevonden. Daarom is aanbevolen het terrein vrij te geven voor de voorgenomen activiteiten.