Deze man moest in 1948 aan zijn dienstplicht beginnen. Omdat hij aangaf weinig bezwaar te hebben tegen een uitzending naar Indië, werd hij uitgezonden. Hij kwam op eigen verzoek in Bandoeng terecht, waar hij de financiële verantwoording van de betaalmeesters over de hele archipel moest controleren. Ze hadden weinig met het geweld te maken en genoten van hun vrije tijd door bij kennissen langs te gaan of uit te gaan. Terug in Nederland probeerde hij zijn studie weer op te pakken en ging bij de sociëteit van de Hap van Jan. De latere maatschappelijke discussies over de inzet in Indië hebben hem persoonlijk niet geraakt.