De bodemopbouw is relatief uniform, al zijn de overgangen soms wat diffuus te noemen. Onder een slappe, venige bouwvoor (S1000) was in het overgrote deel van het onderzoeksgebied een sterk venige, zeer humeuze ophogingslaag aanwezig (S1100). In het westelijke deel is tijdens fase 1 een pakket aangetroffen (S1500, verschillende vullingen). Deze laag, tezamen met de twee bovenliggende lagen moeten waarschijnlijk geïnterpreteerd worden als een ophogingslaag uit de Nieuwe Tijd teneinde het plangebied beter begaanbaar te maken voor agrarische doeleinden.Hieronder was een veenpakket aanwezig (S2500) dat zeer waarschijnlijk via een zandige veenlaag/venige zandlaag (S2750) overgaat in dekzand (S3000). Dit dekzand is slechts sporadisch aangetroffen (met name in de noordoostelijke hoek) waardoor het niet zeker is of S2750 daadwerkelijk overgaat in S3000, maar dit is wel waarschijnlijk. In profiel 101 in de noordoosthoek van werkput 1 is tevens een B-horizont aangetroffen (S2000) welke getuige de vlekkerigheid engelaagdheid gevormd is in (zeer) natte omstandigheden.Verder is een sloot aangetroffen met een vrijwel identieke vulling als de onderkant van de bouwvoor. Daarnaast is een mogelijke kuil aangetroffen. Tevens zijn uit verschillende lagen vondsten verzameld. Deze bestaan hoofdzakelijk uit keramiek, tevens is bouwkeramiek aangetroffen. De vondsten dateren vanaf de Late Middeleeuwen tot en met de Late Nieuwe Tijd, waarbij het zwaartepunt vanaf de Midden Nieuwe Tijd lijkt te liggen