Gespecificeerde archeologische verwachting bureauonderzoek
Volgens de opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting bestaat er een hoge kans op het aantreffen van archeologische resten uit alle archeologische perioden vanaf het Paleolithicum tot aan de Nieuwe tijd. Vanwege de gunstige ligging van het plangebied voor (vroege) boeren en de bekende bebouwing in de 19e eeuw wordt de kans groot geacht dat er archeologische resten worden aangetroffen bij verstoring van de ondergrond.
Resultaten inventariserend veldonderzoek
Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) blijkt dat de bodem in het plangebied grotendeels verstoord is tot minimaal 1 m -mv. Een groot gedeelte van de oorspronkelijke top van de 1C-horizont is daardoor niet meer intact. Alle tien de gezette boringen zijn hiernaast uitvoerig gezeefd. Hierin zijn echter geen archeologische indicatoren zoals aardewerk of houtskool aangetroffen.
Conclusie en advies
Op basis van het veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat de bodem verstoord is tot in de oorspronkelijke top van de C-horizont (tot een diepte variërend tussen 100 en 110 cm -mv). Archeologische resten worden om deze redenen niet meer verwacht in het momenteel onbebouwde deel van het plangebied. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, is door het booronderzoek ontkracht.
Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt de kans klein geacht dat bij de geplande bodemverstoring archeologische resten worden aangetroffen. Gezien de resultaten van het booronderzoek, wordt aangeraden het plangebied vrij te geven voor archeologie. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Mochten tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).
