Doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in en om het plangebied. Op basis van de verworven informatie is een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoekslocatie opgesteld. In het gebied zijn de zandkopjes die mogelijk aanwezig waren in en onder het veen van potentiele waarde. Het is specifiek van belang om in het veldonderzoek vast te stellen of hier van sprake is, en of de top van het zand intact is. In het bijzonder bij een intacte top van het dekzand, kunnen archeologische resten uit het Mesolithicum en Neolithicum worden verwacht. Het bodemonderzoek wijst echter uit dat er geen intacte podzolbodem in het zand aanwezig is. Integendeel, het lijkt er op dat het zand tot minstens 50 cm diep is verstoord. Ook zijn er geen relevante archeologische indicatoren of vondsten aangetroffen. Daarmee kan gesteld worden dat het terrein vergelijkbaar is aan het grotere plangebied Buinerhorn, dat al in 2003 is onderzocht. Dit leidt tot de conclusie dat er op het terrein geen verwachting is archeologische resten in situ aan te treffen. Daarom wordt aanbevolen het terrein vrij te geven voor de voorgenomen bouwctiviteiten. Dit laat onverlet, dat wanneer bij de uitvoering onverhoopt grondsporen en/of vondsten worden aangetroffen, hiervan direct melding dient te worden gemaakt bij de provinciaal archeoloog, dr. W.A.B. van der Sanden.