<p> Uit de gespecificeerde verwachting komt naar voren dat de relatief hooggelegen gronden van het plangebied al in de steentijd geschikt waren voor (kort) verblijf dan wel bewoning. Toen in het neolithicum eenmaal de veenvorming startte werd het gebied minder geschikt voor bewoning en exploitatie, maar de vondst van een veenweg en artefacten uit het laat-neolithicum tonen aan dat de mens ook toen nog aanwezig was. Derhalve geldt voor de periode steentijd-bronstijd een hoge archeologische verwachting op archeologische resten; dat geldt ook voor de zones in het plangebied die op de gemeentelijke beleidskaart een lage archeologische verwachting kennen. <p><p> Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Daarom wordt geadviseerd om de plannen zodanig aan te passen dat verstoring wordt voorkomen. Dat kan door de ingrepen niet dieper te zetten dan 0,3 m -mv. Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt aanbevolen in het kader van de bestaande planvorming vervolgstappen uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen. <p>