Plangebied Oppe Brik in Reuver, gemeente Beesel; archeologisch onderzoek: een proefsleuvenonderzoek.

In opdracht van de gemeente Beesel heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in december 2013 en juni 2014 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in verband met de ontwikkeling van plangebied Oppe Brik in Reuver, gemeente Beesel. Op dit voormalige terrein van een tegelfabriek wordt woningbouw gerealiseerd. Het primaire doel van het onderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Voorts diende het onderzoek zich te richten op de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aanwezige archeologische grondsporen en resten.

In totaal zijn er 39 sleuven met een gezamenlijk oppervlak van circa 4.313 m² gegraven op een terrein van circa 68.144 m² (circa 7 ha); dit betekent een dekkingspercentage van circa 7,5 %. In principe waren de sleuven 4x25 m en lagen deze in een verspringend grid, maar vanwege de aanwezigheid van twee grote grindhopen kon in het centrale deel van het plangebied niet worden vastgehouden aan het grid, waardoor sleuven zijn verplaatst en soms veel langer zijn gemaakt.

Onder een verstoorde laag (als gevolg van de tegelfabriek) is in de meeste sleuven een opgebrachte laag (esdek) aangetroffen. Vanwege deze laag is de onderliggende bodem op de meeste plaatsen redelijk intact. Vanwege zogenaamde verbruining zijn archeologische sporen (ook vaak bruin van kleur) echter moeilijk te herkennen. Met betrekking tot archeologie zijn in de sleuven in het uiterste westen nauwelijks resten aangetroffen: slechts enkele scherven prehistorisch aardewerk, vermoedelijk uit de Late Bronstijd-IJzertijd (circa 1100-15 voor Chr.). Dit is tegen de verwachting in, omdat juist ten westen van de sleuven een grafveld uit de Bronstijd/IJzertijd bekend is. Wellicht is het een gevolg van de bovengenoemde verbruining? In de sleuven ten zuiden van de Greswarenstraat is de bodem overwegend zeer zwaar verstoord en zijn geen archeologische resten aangetroffen. Dit geldt ook voor de sleuven in het noordoosten van het plangebied.

In de overige sleuven in het centrale en oostelijke deel zijn wel enkele archeologische sporen en vondsten aangetroffen. De sporen bestaan uit (1) kuilen en paalkuilen, (2) greppels en (3) karrensporen. De vondsten bestaan uit aardewerk en een klein aantal stenen werktuigen. In het centrale en oostelijke deel van het plangebied zijn enkele sporen en vondsten aangetroffen die voornamelijk in de Prehistorie gedateerd kunnen worden. Het betreft noordoost-zuidwest en noordwest-zuidoost georiënteerde greppels in de sleuven 10, 15, 21, 33 en 37, een noordnoordwest-zuidzuidoost georiënteerde greppel in sleuf 40, een aantal kuilen en paalkuilen in sleuf 13, karrensporen in sleuf 20 en een concentratie prehistorisch aardewerk in sleuf 28.

Uit en nabij sommige van de greppels kwam prehistorisch aardewerk, uit de periode Late Bronstijd-IJzertijd, tevoorschijn. Dit kan wijzen op een datering in deze periode, maar de scherven kunnen ook intrusief zijn en qua datering niets te maken hebben met de greppels, die bijvoorbeeld typisch zijn voor de periode Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd. Op basis van de gelijkaardige oriëntatie kan in ieder geval worden verondersteld dat de greppels zowel qua functie als datering samenhangen. De greppels zijn gevonden in een gebied van 140 m (noordwest-zuidoost) x 30 m (zuidwest-noordoost). Met andere woorden: het gaat dan om een de sporen van een uitgebreid greppelsysteem uit de Late Bronstijd-IJzertijd. Er zijn echter nauwelijks (nederzettings-)sporen gerelateerd aan dit systeem, zodat het niet duidelijk is wat de context van het systeem is. Het is mogelijk dat sporen vanwege de verbruining niet meer zichtbaar zijn, maar in geval van een nederzetting worden toch wel meer (diepe) sporen en zeker veel meer vondstmateriaal verwacht. Voorlopig gaan we er daarom vanuit dat het greppelsysteem diende als perceelscheidingen in landbouwgebied. In het zuiden van sleuf 20 zijn langs een greppel aantal parallelle karrensporen aangetroffen. Dergelijke karrensporen worden meestal in de Middeleeuwen gedateerd.

Wellicht de meest belangwekkende ontdekking is die van een concentratie prehistorisch aardewerk in het centrale deel van sleuf 28. Dit aardewerk is geassocieerd met enkele werktuigen van vuursteen en een paar kookstenen. Het materiaal kan worden gedateerd in het Midden Neolithicum (Stein-groep). Er zijn geen gerelateerde grondsporen. Het ontbreken van grondsporen, het voorkomen van stenen werktuigen en de geclusterde vondstverspreiding zijn typisch voor kleine tijdelijke kampementen (en niet van grote, plaatsvaste nederzettingen). Dit soort vindplaatsen van de Stein-groep is zeldzaam.

In het plangebied zijn sporen en/of vondsten uit het Midden Neolithicum (Stein-groep), de Late Bronstijd-IJzertijd en de Middeleeuwen-Nieuwe tijd aangetroffen. De vondsten van de Steingroep representeren waarschijnlijk een tijdelijk kampement en zijn zeldzaam, waardoor er sprake is van een behoudenswaardige vindplaats. De resten uit de Late Bronstijd-IJzertijd of Middeleeuwen-Nieuwe tijd (wat aardewerk en mogelijk greppels) zijn niet duidelijk geassocieerd met nederzettingssporen, die gezien de resultaten van het proefsleuvenonderzoek ook niet verder worden verwacht. Daardoor is geen sprake van een behoudenswaardige vindplaats. Geadviseerd wordt om het niet onderzochte deel rondom de vondstconcentratie van de Steingroep in sleuf 28 in situ te behouden door bodemingrepen dieper dan 40 cm te vermijden. Indien dit niet mogelijk is, dient dit areaal (circa 40x40 m) te worden opgegraven om behoud ex situ te bewerkstelligen (zie figuur 28: rode zone). Voor het overige deel van het plangebied gelden vanwege het ontbreken van een behoudenwaardige vindplaats in principe geen restricties, maar om meer over de datering en functie van het greppelsysteem te weten te komen, wordt aanbevolen om op de plaatsen waar de greppel wordt verwacht en waar de bodem verstoord zal worden de bouwwerkzaamheden archeologisch te laten begeleiden (zie figuur 28: paarse zone).

Als de vondstconcentratie rondom sleuf 28 niet wordt opgegraven, krijgt dit deel van het plangebied wel een dubbelbestemming als archeologisch waardevol gebied. Dat betekent dat als hier in de toekomst bodemingrepen dieper dan 40 cm plaatsvinden er alsnog een opgraving dient plaats te vinden. Opgraving van dergelijke kleine vondstconcentraties vindt gewoonlijk plaats in de vorm van het graven en uitzeven van kleine (1x1 m) vakken, hetgeen zeer arbeidsintensief en daardoor kostbaar is. De concentratie in sleuf 28 is ontdekt en opgegraven met een kraanmachine met gladde bak, waarbij het vlak wel zeer voorzichtig met een schep is bijgeschaafd. Omdat het om een concentratie met relatief weinig vondsten gaat, werkte deze methode prima. Het wordt dan ook geadviseerd om voorzichtig met kraan en schep te beginnen, maar wel met de optie om vakken te zeven als vondstdichtheden groot worden.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zhh-p6q6
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-sjks-vo
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:68434
Provenance
Creator Verhoeven, M.P.F.
Publisher RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.
Contributor Drenth, E.; Hansen, J.J.; Keijers, D.M.G.; Lipsch, M.A.H.; Rondags, E.; RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.
Publication Year 2017
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format image/jpeg; application/rtf; application/msword; access / mdb; mapinfo / tab; dbase / dbf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.084 LON, 51.285 LAT); Oppe Brik; Keulseweg; Reuver; Gemeente Beesel; Limburg