In opdracht van ProRail/LIV heeft BAAC een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in plangebied PHS Boog te Meteren, gemeente West Betuwe. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen aanleg van een verbinding tussen de spoorlijn ’s-Hertogenbosch-Utrecht en de Betuwelijn door middel van een fly-over waarbij een gerede kans bestaat dat archeologische waarden vernietigd zullen worden.
Voorafgaande aan het proefsleuvenonderzoek heeft in 2017 een bureauonderzoek plaatsgevonden, gevolgd door een verkennend booronderzoek in 2017 en een karterend booronderzoek in 2018. In het bureauonderzoek is vastgesteld dat op grond van de vermoede aanwezigheid van een meandergordel binnen het plangebied een middelhoge verwachting geldt voor archeologische resten uit het neolithicum of bronstijd.
Op grond van het booronderzoek werd geconcludeerd dat de bodem binnen het onderzoeksgebied is opgebouwd uit komafzettingen met daarin ingebed crevasseafzettingen. Bij meerdere boringen is aan de top van de begraven bodem een humeuze A-horizont aangetroffen of is de top ontkalkt. Dit wijst erop dat de top van de crevasseafzettingen langere tijd aan het oppervlak heeft gelegen en daarmee mogelijk geschikt was voor bewoning of anderszins gebruik.
Bij het proefsleufonderzoek zijn inderdaad crevasseafzettingen aangetroffen, met zowel daarboven als daaronder komafzettingen. In deze kom- en crevasseafzettingen zijn verschillende vegetatieniveaus aangetroffen. Het vegetatieniveau in de top van de crevasseafzettingen was slechts licht humeus maar bleek inderdaad duidelijk ontkalkt. Er zijn op dit niveau twee sporen aangetroffen. De aard van deze sporen is onduidelijk. Het zou kunnen gaan om door de mens gegraven greppels, maar een natuurlijke oorsprong van beide sporen kan niet worden uitgesloten, mogelijk gaat het om kleine crevassegeultjes. Geen van beide sporen bevatte vondstmateriaal of andere archeologische indicatoren. Indien de sporen wel degelijk antropogeen van aard zijn moeten zij, gezien het ontbreken van vondstmateriaal, waarschijnlijk beschouwd worden als off-site fenomeen. Gedurende het onderzoek is één vondst aangetroffen, een brokje verbrande klei. Deze bevond zich in een laag komklei afgedekt door crevasseafzettingen. Gezien de aard van deze laag (komklei) lijkt het aannemelijk dat de vondst door verspoeling in het onderzoeksgebied is terechtgekomen.
Op grond van de resultaten adviseert BAAC om geen nader archeologisch onderzoek uit te voeren en het terrein vrij te geven voor verdere ontwikkeling.
