Resten van Romeinse bruggen in de Maas te Maastricht

In een samenwerkingsverband van de Gemeente Maastricht met Rijkswaterstaat Directie Limburg en ROB/NISA is in 1999 en 2000 door het archeologisch duikteam van het NISA negentien dagen gedoken in de Maas, vlak ten zuiden van de Sint Servaasbrug, waar zich de resten bevinden van ‘de’ Romeinse brug. Het doel was in de eerste plaats vast te stellen wat er nou eigenlijk precies ligt, waar en in welk onderling verband het ligt en wat de datering is. Daarnaast moest bekeken worden wat de conserveringstoestand is en hoe ‘veilig’ het monument er bij ligt. In dit verslag wordt uitgebreid verslag gedaan van het duikonderzoek en de resultaten. De hoofdstukken 1 t/m 3 nemen de lezer mee in het werk en verhalen van de gebruikte methoden en technieken in dit water met zijn slechte zicht. Zo wordt duidelijk hoe de duikers met relatief eenvoudige hulpmiddelen steeds weten, waar ze zich bevinden en er tevens zeker van zijn, dat ze systematisch de hele bodem afzoeken. Het meetsysteem WEBIT is een hulpmiddel om het terrein vervolgens maat-vast in kaart te brengen. Daarnaast wordt verslag gedaan van enkele experimenten, onder andere met nieuwe akoestische meettechnieken. Dit deel van het verslag is betrekkelijk uitgebreid, opdat de lezer een inschatting kan maken van de moeilijkheden die een onderzoeker op dit gebied moet overwinnen. Tevens kan men zo zelf een oordeel vormen over de nauwkeurigheid, waarmee gewerkt en gemeten is. Bij elkaar zijn in deze hoofdstukken en in enkele bijlagen veel praktische gegevens en kengetallen vastgelegd. Dit kan van groot nut zijn bij de planning van een eventueel vervolg op het nu verrichte onderzoek. In hoofdstuk 4 worden de bereikte inzichten gepresenteerd. Bij elkaar is thans ongeveer 1 500 m2 verkend: ruwweg 1 000 m2 met dagzomende resten en nog eens 500 m2 waar geen resten van betekenis zijn aangetroffen. Ofschoon op basis van dit verkennende onderzoek niet alle interpretaties als definitief gepresenteerd mogen worden, lijkt aangetoond dat hier zeker drie à vier (en mogelijk zelfs meer) fases van Romeinse bruggenbouw in de Maas liggen, over een groot oppervlak verspreid. De periode van gebruik omvat een tijdspanne van in ieder geval de 1e-4e eeuw. Er liggen niet alleen de funderingspalen, maar ook hoger uit de opbouw zijn resten bewaard gebleven. Het materiaal duidt op zowel houten als (tenminste één) stenen pijlers. In vergelijking met elders in Nederland of Europa gevonden Romeinse pijlerresten, is in Maastricht sprake van zeldzame onderdelen, elementen die elders niet zijn bewaard of gedocumenteerd. Het onderzoekspotentieel is groot, temeer daar het totale gebied, waar brugresten verwacht mogen worden, naar schatting meer dan 3 000 m2 omvat! De conclusie kan niet anders zijn, dan dat hier een uitzonderlijk belangrijk monument ligt, dat niet alleen van groot lokaal belang is, maar ook nationaal en internationaal van betekenis is voor de kennis van de Romeinse bruggenbouw. In hoofdstuk 5 worden de erosieve processen, waaraan de brugresten in het recente verleden hebben blootgestaan (en thans nog blootstaan), alsmede de in de nabije toekomst verwachte bedreigingen, op indringende wijze gepresenteerd. Duidelijk wordt, dat de bagger- en graafwerkzaamheden in de jaren zestig grote directe schade hebben aangericht, maar ook indirecte schade, doordat de beschermende sedimenten toen deels zijn verwijderd. De waarschijnlijk grootste eroderende factor sindsdien is de periodiek optredende harde stroming tijdens hoogwaterperiodes (met afvoeren tot 3000 m3 per seconde!). Die heeft inmiddels vier decennia lang op de vrijliggende delen kunnen inwerken. Ofschoon het monument zeker nog niet massaal wegspoelt, kan niet worden gesteld, dat geen schade optreedt, of is opgetreden. Alleen al de effecten van de lokale betonning als gevolg van de stroming zijn zeer duidelijk aanwijsbaar: beschadigde bouwstenen en omgetrokken funderingspalen. Dit probleem van de hoogwaters zal niet verdwijnen. Eerder zijn in de toekomst factoren te voorzien, die dit probleem nog zullen vergroten: vaker, langduriger en heftiger als gevolg van klimaatveranderingen met meer regen; grote(re) sluizen en een waterkrachtcentrale stroomopwaarts, die grote(re) pieken in de aanvoer veroorzaken; een aanzuigende werking als mogelijk gevolg van de verbreding van de Grensmaas met eveneens een stromingverhogend effect; scheepvaart met steeds grotere motorvermogens; etc. De sluipende effecten van verontreiniging in het water kunnen evenmin worden weggecijferd en uiteraard hebben de normale biologische degradatieprocessen, die inmiddels vele eeuwen hebben kunnen inwerken, ook zo hun effect gehad: het hout is hier en daar feitelijk verrot. Het blijkt niet vol te houden, dat het monument er veilig bij ligt. Er is alle reden na te denken hoe dit monument te beschermen, of anderszins de informatie veilig te stellen. In hoofdstuk 6 wordt in hoofdlijnen een aantal mogelijke oplossingsrichtingen op een rij gezet, met de belangrijkste voor- en nadelen. In het rijksbeleid worden steeds allereerst de mogelijkheden van bescherming in situ overwogen. In dit geval dient absoluut een zeer zware fysieke afdekking deel uit te maken van het plan, als bescherming tegen het woest stromende water tijdens de hoogwaterperiodes. Er kleeft echter een aantal zwaarwegende praktische bezwaren aan deze optie. Aan het andere uiteinde van het spectrum bestaat de mogelijkheid direct te besluiten tot volledige opgraving van het monument. Ook deze ‘oplossing’ kent een aantal grote bezwaren, niet in de laatste plaats het kostenplaatje. Daarnaast worden drie scenario’s gepresenteerd, waarbij in afnemend grote campagnes meer of minder grote delen van het monument worden opgegraven, terwijl steeds een fors en representatief deel kan worden bewaard en afgedekt. Ten slotte spreekt de auteur, op basis van zijn inschatting van de politieke en praktische mogelijkheden en onmogelijkheden, een voorkeur uit voor één van de gepresenteerde oplossingsrichtingen. Deze kenmerkt zich door een getrapte wijze van werken in korte campagnes met telkens een relatief kleine inzet van middelen van de betrokken partners. Het moge duidelijk zijn, dat in de opinie van de auteur ‘niets doen’ een hele slechte optie is. Het woord is nu aan de gemeente Maastricht.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-z8g-tmn7
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-jbr-evg
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:40431
Provenance
Creator Vos, A.D.
Publisher ROB Amersfoort
Contributor ROB Amersfoort
Publication Year 2011
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format QuarkXpress; application/postscript
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage Maastricht; Maas