Het plangebied is gelegen aan de Mussenstraat 21-23, in de bebouwde kom van Hilversum in de provincie Noord-Holland. Aan de zuidkant en de westkant wordt het perceel begrensd door de Mussenstraat, aan de oostkant door de Arendstraat en aan de noordkant door bebouwing.
De ondergrond van het gebied waarin het plangebied is gelegen, de Gooise Stuwwal, is ontstaan in de laatste perioden van het pleistoceen, een periode die gekenmerkt wordt door een afwisseling van ijstijden en warmere perioden waarin het klimaat vergelijkbaar is met het huidige klimaat. Gedurende de voorlaatste ijstijd, het saalien, bereikte de ijskappen Nederland. Het oprukkende landijs stuwde de grofzandige en grindrijke fluviatiele afzettingen van de Rijn en Maas tot wallen1.Door het smeltwater van het landijs zijn glaciofluviatiele afzettingen gevormd, die voorkomen als sandrs ten zuidwesten van de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi. Deze afzettingen liggen veelal aan het uiteinde van ijssmeltwaterdalen die dwars door de stuwwal lopen. Vanaf het begin van het holoceen (vanaf 10.000 jaar geleden tot heden) trad een blijvende klimaatsverbetering op. Aanvankelijk was het klimaat nog droog en bij de nog schaarse vegetatie ontstonden plaatselijk weer zandverstuivingen. Echter, door de doorgaande klimaatsverbetering nam de hoeveelheid neerslag toe en steeg ook de grondwaterspiegel (als gevolg van de stijgende zeespiegel). De vegetatie nam toe waardoor het sediment werd vastgehouden. Pas in de middeleeuwen ontstonden locaal weer verstuivingen als gevolg van grootschalige ontbossing. Het plangebied is van 1832 tot 1910 gebruikt als bouwland. In 1916 is het terrein bebouwd.
Voor het gebied geld een archeologische verwachting voor de periode steentijd ? middeleeuwen. Hierbij moet gedacht worden aan strooiingen van bewerkt vuursteen, fragmenten aardewerk en sporen van bewoning zoals waterputten en paalsporen. Op basis van het booronderzoek wordt er aan het zuidwesten van het plangebied een hoge archeologische verwachting toegekend. In het zuiden, westen en noorden van het plangebied wordt er een middel hoge archeologische verwachting toegekend. Aan het gebied ter hoogte van boringen 1, 4 en 8 wordt er een lage archeologische verwachting toegekend.
