RAAP tussen december 2019 en februari 2020 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Dorpsstraat 2A te Loenen aan de Vecht in de gemeente Stichtse Vecht.

Op basis van het bureauonderzoek bestond de volgende archeologische verwachting. Er bestond een middelhoge archeologische verwachting voor archeologische resten uit de ijzertijd, Romeinse tijd en vroege middeleeuwen. Deze verwachting was voornamelijk gebaseerd op de ligging van het plangebied op de stroomgordel van het Vecht/Angstel-systeem. Hierbij hebben vooral (gerijpte) oeverafzettingen enige archeologische potentie. Er bestond een middelhoge verwachting voor archeologische resten uit de late middeleeuwen-nieuwe tijd. Op basis van historische kaarten viel er onder andere bebouwing uit het begin van de 18e eeuw binnen de grenzen van het plangebied te verwachten. Archeologische resten uit deze perioden kunnen zich direct onder het maaiveld bevinden.

Gedurende het verkennend booronderzoek is direct onder het maaiveld een dik pakket humeuze ophogingslagen waargenomen. Dit pakket kan als nederzettingsophoging worden geclassificeerd. Op zijn minst betreft het lagen met nederzettingsafval. In alle boringen zijn aan de basis van het pakket tussen 50 en 70 cm -mv sterk puinhoudende lagen aangeboord. Het puin bestaat voornamelijk uit roodbakkend puin en mortel. Het stuiten van enkele boringen binnen dit pakket suggereert de aanwezigheid van muurwerk. In de meeste boringen (met uitzondering van boring 5) zijn er binnen dit pakket houtskoolspikkels waargenomen. Op basis van historische kaarten en het karakter van deze lagen hang dit pakket mogelijk samen met de aanwezigheid van historische bebouwing. De resultaten van dit onderzoek illustreren de hoge archeologische verwachting voor de (late middeleeuwen-)nieuwe tijd. Onder dit dikke pakket aan ophogingslagen zijn in de meeste boringen verrommelde oeverafzettingen aangeboord. In deze lagen zijn eveneens puin- en mortelresten en plaatselijk veel houtskoolspikkels aangetroffen. In een enkele boring is een laag binnen dit pakket als cultuurlaag geïnterpreteerd. Voor de top van de oeverafzettingen bestaat een middelhoge archeologische verwachting vanaf de ijzertijd. In de drie dieper doorgezette boringen bestaat de bodemopbouw vanaf circa 85-120 cm –mv uit afzettingen met een intact bodemprofiel. Deze bestaan (van boven naar beneden) uit oever-, verlandings-, geul- en beddingafzettingen.

Op basis van de resultaten van dit bureau- en verkennend booronderzoek blijkt dat er een grote kans bestaat dat de voorgenomen bodemingrepen (ontgravingen ten behoeve van de kelder tot maximaal 300 cm –mv) leiden tot de verstoring van archeologische resten.