Met enige voorzichtigheid kan uit het AAO van vindplaats 1 te Tiel-Medel de conclusie getrokken worden dat het hier handelt om een nederzetting uit de Vroege- of Vroege Midden- Bronstijd. Op basis van de datering van het aardewerk heeft er bewoning plaatsgevonden van het Laat-Neolithicum tot in de Midden-Bronstijd. Het aandeel aardewerk dat uit het Laat-Neolithicum stamt is echter gering vergeleken met het materiaal uit de Vroege- en Midden-Bronstijd.
Uit het onderzoek blijkt dat de onderverdeling in kerngebied en periferie zoals die door RAAP wordt verondersteld niet geheel opgaat. De concentratie vondstmateriaal in het noordelijke terreindeel blijkt grotendeels veroorzaakt te zijn door het dumpen van afval in de daar aanwezige geul. Aangrenzend aan de geul is de vondstlaag in de westelijke sleuf opgenomen in de bouwvoor. Er zijn weinig grondsporen in dit deel van het opgravingsterrein gevonden. In het gebied dat als periferie wordt aangemerkt is daarentegen een deel van een huisplattegrond, met bijhorende spieker en kuilen aangetroffen. Dergelijke structuren behoren tot de kern van een vindplaats. Een verklaring voor deze tegenstelling kan zijn dat men de hogere delen gebruikt heeft voor akkerbouw en dat de bewoning in het iets lager gelegen gebied ten zuiden ervan heeft plaatsgevonden. Dat de vondstdichtheid ter hoogte van de huisplattegrond laag is, zou kunnen samenhangen met het schoonmaken van het erf, waarbij afval in de nabijgelegen geul is gedumpt.
De greppels geven waarschijnlijk de grenzen van de afzonderlijke erven aan. Op basis van deze begrenzing kan vermoed worden dat de huisplaatsen binnen deze greppels te vinden zijn. De indruk bestaat dat de nederzettingssporen zich naar het westen uitstrekken buiten het opgegraven gebied. Op deze vindplaats zijn, behalve de huisplattegrond die in werkput 4 is aangesneden, nog meer huisplattegronden te verwachten. Daarbij zijn ook nog meer nederzettingsstructuren zoals spiekers, greppels, waterputten en afvalkuilen te verwachten.
Uit het aangetroffen materiaal kan een goede poging worden gewaagd de materiële cultuur (aardewerk, steen), alsmede een facet van de voedseleconomie (dierlijk bot) te reconstrueren. Een beschrijving van het landschap ten tijde van de bewoning aan de hand van paleobotanische resten levert waarschijnlijk minder resultaat op, zij het dat de restgeul en de verschillende greppels hier een kans bieden. Aankoeksel op het aardewerk is goed bruikbaar om een 14C-datering voor deze vindplaats te krijgen.
Het zeven van grond in vakken van 1 m2 heeft weinig extra informatie heeft opgeleverd. Het aardewerk en botmateriaal is te kwetsbaar voor de Lutterzeef, er blijft veel fragmentarisch ‘gruis’ over. Voor beide materiaalcategorieën geldt dat het handverzamelde materiaal beter determineerbaar is. Het zeven levert wat botmateriaal betreft wel aanvullende informatie op over vissen en kleine zoogdieren. Voor het verzamelen van klein vuursteenmateriaal is zeven wel noodzakelijk. Kleine vuursteensplinters zijn juist van belang voor het vaststellen van vuursteenbewerking ter plaatse.
Helaas is een groot deel van de vindplaats verstoord door de aanleg van de Lingewei, die er dwars doorheen loopt. Bovendien kan aan weerszijden van de Lingewei een strook met een breedte van 20 m als verstoord beschouwd worden. Ook het frequente voorkomen van recente sloten vormt een verstoring van de vindplaats.
Nederzettingen uit de Vroege Bronstijd zijn zeldzaam, zeker in het Betuwegebied. Enkele bekende nederzettingen zijn vindplaats Boog C-Noord en de overige vindplaatsen op de Bogen ten zuiden daarvan (Schoneveld & Gehasse 2001; Meijlink & Kranendonk 2002). Deze vindplaatsen liggen in Meteren, enkele kilometers ten westen van Medel. Deze vindplaatsen liggen ook op crevasseafzettingen en zijn daardoor goed vergelijkbaar. Op vindplaats Boog C-Noord is geen huisplattegrond aangetroffen, op de vindplaatsen 28, 29 en 30 van de Bogen zijn naast huisplattegronden uit de Midden-Bronstijd, wel enkele huisplattegronden gereconstrueerd die in de Vroege Bronstijd worden gedateerd. Vindplaats Lienden (Schoneveld en Kranendonk in druk), ten oosten van Medel, dateert uit Midden-Bronstijd. Dit betreft een nederzetting waar enkele huisplattegronden zijn aangetroffen. Doordat huisplattegronden uit de Vroege Bronstijd slechts sporadisch bekend zijn, krijgt vindplaats 1 te Tiel-Medel een grote zeldzaamheidswaarde. Een uitgebreid archeologisch onderzoek zou de lacunes in de kennis hieromtrent verder kunnen aanvullen.
