Plangebied Scheepmakersdijk 51 & 53 te Haarlem, gemeente Haarlem

In opdracht van Ludwig vastgoed B.V./Buro voor Bouwontwerp heeft RAAP in de zomer van 2017 een opgraving, variant archeologische begeleiding uitgevoerd in verband met de realisatie van nieuwbouw aan de Scheepmakersdijk 51-53 in de gemeente Haarlem. De bestaande bebouwing zal worden omgevormd van twee woningen naar zes appartementen. Omdat daarbij graafwerkzaamheden plaatsvinden, diende een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. In het kader daarvan is in 2016 een bureauonderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten daarvan en het feit dat de bodemingrepen zeer beperkt bleven in omvang en diepte, is destijds besloten dat geen nader onderzoek nodig was en is de vergunning voor de werkzaamheden versterkt. Toen de werkzaamheden in uitvoer waren, bleken de bodemingrepen ingrijpender en dieper dan vooraf gedacht werd. Er zijn meerdere sleuven gegraven in de huidige vloer ten behoeve van het plaatsen van de reeds aanwezige schroefpalen alsmede langs de bestaande muren. Bureau Archeologie van de gemeente Haarlem heeft aangegeven dat er een vervolgonderzoek moet plaatsvinden in de vorm van een archeologische opgraving. Dit vervolgonderzoek bestond uit twee delen. In eerste instantie een veldinspectie van de tot dan toe gerealiseerde ontgravingen. Naar aanleiding van de veldinspectie is door het bevoegd gezag besloten dat de overige werkzaamheden onder archeologische begeleiding uitgevoerde dienden te worden. Over de bodemopbouw in het plangebied kon vanwege de geringe diepte van de ontgraving vrijwel geen informatie worden verzameld. Een andere reden is het feit dat de ontgraving binnen een voormalig gebouw plaatsvond en aan alle zijden begrensd werd door bebouwing: er kon dus geen profielwand van de ontgraving gedocumenteerd worden. Bij het onderzoek zijn in het vlak wel drie verschillende ophogingslagen waargenomen. Het onderscheid tussen deze lagen is echter hoofdzakelijk gebaseerd op lithologische kenmerken en/of de aanwezige bijmenging in de betreffende laag en is niet een stratigrafisch onderscheid. Waarschijnlijk zijn in ieder geval twee van deze lagen onderdeel van dezelfde ophogingsfase. In beide zijn namelijk fragmenten aardewerk van vermoedelijk hetzelfde bord aangetroffen. Binnen de verstoringsdiepte zijn verschillende archeologische resten aangetroffen, namelijk enkele kelders, muren en funderingen. Gezien de geringe verstoringsdiepte van de ontgraving, was het niet goed mogelijk om de sporen nader te duiden (bijvoorbeeld: wat voor soort kelder betreft het, hoe zijn de muren gemetseld, etc.). Alle sporen zijn ingegraven in een ophogingslaag waarin aardewerk is gevonden dat dateert tussen 1580 en 1650. Op basis daarvan dateren de aangetroffen sporen in ieder geval uit het eind van de 16e eeuw tot en met het begin van de 17e eeuw, maar mogelijk is ook nog sprake van een jongere periode. Aangezien oversnijdingen zijn waargenomen, is sprake van een fasering. Daarbij kunnen twee (mogelijk drie) verschillende fasen herkend worden. Hoe deze ten opzichte van elkaar absoluut gedateerd moeten worden, is niet bekend. Duidelijk is wel dat muur S6 kelder S1/5 (KE001) oversnijdt. Van het plangebied zijn bouwtekeningen voorhanen zijn, die dateren vanaf 1913. Met uitzondering van het noord-zuid georiënteerde deel van S6 kunnen geen van de aangetroffen structuren op deze bouwtekening worden herkend (zie figuur 15). De sporen lijken daarmee dus ook vóór 1913 te kunnen worden gedateerd. Ook kan uit de tekeningen worden achterhaald dat het oost-west georiënteerde deel van muur S6 in 1913 niet meer aanwezig is. Hoewel beide muurdelen in dezelfde periode gebouwd lijken te zijn, gebaseerd op het formaat van de bakstenen en het metselverband, zijn zij in ieder geval niet even lang in gebruik gebleven. Op de precieze relatie tussen beide muurdelen kon echter, gezien de eerder gememoreerde beperkingen aan het onderzoek echter niet goed grip worden gekregen. De fysieke en inhoudelijke kwaliteit van de sporen is hoog. Daarbij moet worden opgemerkt dat een deel van de sporen, met name de muren S3 en S6, bij het plaatsen van de heipalen verstoord is geraakt. Overige verstoringen zijn niet waargenomen en met name de vulling van de kelders kan goed geconserveerde resten bevatten (indien er humeuze lagen aanwezig zijn) en waardevolle informatie opleveren over de bewoners van deze locatie in het verleden. De archeologische resten zijn tijdens het onderzoek reeds volledig opgegraven binnen de contour en verstoringsdiepte van de civieltechnische werkzaamheden. De diepere delen van deze resten en oudere resten zijn in situ behouden en afgedekt door de vloer van de nieuwbouw. Met deze opgraving is het onderzoek in het plangebied afgesloten. De resultaten bevestigen dat ook ter plaatse van de bestaande bebouwing nog behoudenswaardige resten aanwezig kunnen zijn. Daarom wordt aanbevolen archeologisch onderzoek uit te voeren in het geval er ontwikkelingsplannen voor aangrenzende gebieden worden voorgenomen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xce-6q7q
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-y6-tfrg
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:113747
Provenance
Creator Groot, R.W. de
Publisher Data Archiving and Networked Services (DANS)
Contributor RAAP
Publication Year 2018
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/rtf; application/msword
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (4.645 LON, 52.383 LAT)