Eindrapportage archeologisch bureauonderzoek (1912.001) Sportlaan (ong.) te Arnhem

Gespecificeerde archeologische verwachting Het plangebied ligt in het Zuid-Veluwse stuwwallenlandschap, waarbij het westelijk gelegen terreindeel specifiek op de overgang ligt van de ten noorden/noordwesten gelegen ijssmeltwatervlakte (sandr) van Schaarsbergen naar de ten zuiden/zuidoosten gelegen stuwwal van Arnhem. Het oostelijk gelegen terreindeel ligt geheel binnen de hogere delen van de stuwwal van Arnhem. Voor Jagers-Verzamelaars (Laat-Paleolithicum t/m Vroeg-Neolithicum) had zeker het westelijk gelegen terreindeel een gunstige ligging als tijdelijke nederzettingslocatie (jachtkampementen), zeker wanneer het direct ten noorden gelegen ijssmeltwaterdal nog actief watervoerend was, en daarmee een beekdal vormde (tijdens het Vroeg-Holoceen en periodiek tijdens het Midden- en Laat-Holoceen). Het beekdal vormde een bron van (drink)water en een geschikte jachtlocatie (drinkplaats voor wild). Over het alge¬meen wordt de kans op het aantreffen van jagers-verzamelaarskampen groter naarmate de gradiëntsituatie meer uitgesproken is, en dan vooral in de buurt van (stromend water). Voor Landbouwers zal het plangebied minder geschikt zijn geweest. De ontwikkelde bodems binnen het stuwwallengebied en de sandrvlakte hadden vaak een relatief lage natuurlijke vruchtbaarheid. Daarnaast is de verwachting dat het bodemmateriaal zeer grind en zelfs stenenrijk is, waardoor de grond lastig te bewerken is voor landbouwdoeleinden.

Archeologisch onderzoek in de omgeving van het plangebied hebben tot op heden geen archeologische vindplaatsen opgeleverd. Wel komen er in de omgeving van het plangebied diverse AMK-terreinen voor en betreffen allen grafheuvels. Archeologische waarnemingen in de omgeving van het plangebied zijn eveneens gerelateerd aan deze grafheuvels. Veel van de in de omgeving van het plangebied bekende grafheuvels liggen op de rand van het voormalige beekdal, dat onder andere ten noorden van het westelijk gelegen terreindeel loopt. Hierbij bestond aanvankelijk een voorkeur voor vlakke terreinen. Mogelijk werd het beekdal als ritueel element beschouwd bij de aanleg van de graf-heuvels. Er komen verder ten zuiden van het plangebied echter ook grafheuvels voor die op de hoger gelegen en meer reliëfrijkere terreinen van het stuwwallengebied voorkomen.

Het gehele plangebied maakte aan het begin van de 19e eeuw deel uit van een omvangrijk en nog niet ontgonnen heidegebied. Er is dan ook geen aanleiding om restanten van historische bebouwing binnen het plangebied te verwachten. Pas aan het begin van de 20e eeuw werd het westelijk gelegen terreindeel in agrarisch gebruik genomen. In het oostelijk gelegen terreindeel vond aanplant van bomen plaats en is tot op heden (productie)bos gebleven. De Johanna Hoeve, direct ten oosten van het westelijk gelegen terreindeel, is ook pas gebouwd aan het begin van de 20e eeuw.

In dan wel direct rondom het plangebied hebben tijdens operatie Market Garden (september 1944) gevechtshandelingen plaatsgevonden. In de hedendaagse bossen zijn nog steeds schuttersputten te vinden die bescherming boden tijdens vuurgevechten. Binnen het plangebied worden grootschalige militaire structuren/verdedigingswerken (bijvoorbeeld bunkers, locaties van luchtafweergeschut/artillerie) echter niet verwacht.

Voor het plangebied is de verwachting middelhoog tot hoog op de aanwezigheid van resten en sporen van Jagers-Verzamelaars (Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum) en laag voor Landbouwers (vanaf het Laat-Neolithicum), uitgezonderd het voorkomen van grafheuvels en vlakgraven. Voor Jagers-Verzamelaars kunnen resten (en mogelijk nog sporen) worden verwacht van een basis-/extractiekamp. Eventueel aanwezige resten en sporen van Landbouwers (vanaf het Laat-Neolithicum) worden verwacht in de vorm van een nederzettingscomplex of huisplaats. Omdat er geen afdekkende en daarmee conserverende laag voorkomt, is de verwachting dat, wanneer er voorheen sprake was van een matig/hoge dichtheid van (resistente) mobilia (stenen werktuigen, bot, aardewerk, metaalresten (lokale ijzerproductie)) en een matig/hoge spoordichtheid (immobilia), deze door degradatieprocessen is afgenomen naar een lage dichtheid (zeker in het westelijk gelegen terreindeel, dat momenteel nog in agrarisch gebruik is). Het archeologisch vondstenniveau zal gedeeltelijk, zo niet geheel, zijn opgenomen in de bouwvoor. Archeologische sporen worden direct onder de huidige bouwvoor verwacht, maar zullen wellicht ook gedeeltelijk zijn aangetast. Daarnaast werden nabij de nederzetting water- en drenkkuilen aangelegd. Alleen het uiterst noordelijke deel van het westelijk gelegen terreindeel heeft de hoogste kans op de aanwezigheid van water- en drenkkuilen, binnen het ijssmeltwaterdal en wanneer het hierbinnen liggende beekdal niet watervoerend was. Resten van afvaldumps kunnen over een groter oppervlak verspreid zijn. Afvaldumps zijn zeer rijk aan vondsten en hebben dan ook een hoge vondstdichtheid. Restanten van grafheuvels zeer lokale fenomenen die ook bijna gezien moeten worden als puntlocaties. Grafheuvel-/vlakgravencomplexen zijn complexen met geen vaste omvang en zijn zeer onregelmatig qua vorm.

Op basis van het geraadpleegde historisch kaartmateriaal worden binnen het plangebied restanten van historische bebouwing uit de Nieuwe tijd niet verwacht, gezien het gebruik als heidegebied en vervolgens als akkerland en bosperceel. Uit de Tweede Wereldoorlog kunnen wel resten van militaria (verbindingsloopgraven, afvalkuilen, persoonlijke uitrusting van soldaten e.d.) worden verwacht direct aan het maaiveld. Militaire structuren in de vorm van schuttersputjes zullen nog visueel waar te nemen zijn.

Conclusie Op grond van de beantwoorde onderzoeksvragen, conform het Handboek archeologisch onderzoek binnen de regio Arnhem (tweede druk, mei 2014) , blijkt dat binnen het plangebied de volgende vondst- en/of spoorcomplexen kunnen worden verwacht: puntlocaties van zeer kleine omvang in de vorm van jachtattributen, restanten van een basis-/extractiekamp (Jagers-Verzamelaars) en individuele grafheuvels dan wel grafheuvel-/vlakgravencomplexen. Voor vondst- en/of spoorcomplexen van een nederzettingscomplex of huisplaats (Landbouwers), met mogelijk daarbij horende resten van water- en drenkkuilen en afvaldumps (menselijke bewoningslocatie met omliggende locaties waar menselijke activiteiten hebben plaatsgevonden (off-site locaties)), heeft het plangebied een lage verwachting.

Voor puntlocaties van zeer kleine omvang is er eigenlijk geen geschikte opsporingmethode in de inventariserende fase van het veldonderzoek. Absolute zekerheid over de aan- of afwezigheid van dergelijke resten kan alleen worden gegeven door vlakdekkend gravend onderzoek. Op basis van de lage verwachting voor resten van Landbouwers worden de meeste type puntlocaties van zeer kleine omvang echter niet verwacht binnen het plangebied.

Resten van een basis-/extractiekamp (Jagers-Verzamelaars) zijn door middel van een karterend booronderzoek goed op te sporen, wanneer er (nog) sprake is van een matig tot hoge vondstdichtheid. De omvang van dergelijke sites, en daarbij horende vuursteenconcentraties, kunnen sterk uiteenlopen, afhankelijk van de (tijdelijke) bewoningsduur-/intensiteit (is er veel vuursteen bewerkt, werd er veel voedsel bereid (zichtbaar door haardkuilen)). Door agrarische bewerking, in combinatie met degradatieprocessen, kan zeker in het westelijk gelegen terreindeel de vondstdichtheid ook zijn afgenomen.

Voor grafheuvels dan wel grafheuvel-/vlakgravencomplexen is karterend booronderzoek geen ge-schikte opsporingmethode. Grafheuvels, indien onaangetast of beperkt aangetast, zullen wel aan het maaiveld zichtbaar zijn, en zijn dus door middel van een visuele inspectie te detecteren. Dit geldt ook voor militaire structuren uit de Tweede Wereldoorlog (schuttersputjes).

Ten aanzien van de toekomstige situatie van het plangebied hebben de locaties, waar daadwerkelijk diepgaande bodemverstorende ingrepen gaan plaatsvinden, een vrij beperkte oppervlakte, zijnde het aan te leggen parkeerterrein, de bouw van een entreegebouw in het uiterst noordelijke deel van het westelijk gelegen terreindeel en de bouw van een houten herdenkingsgebouw in het uiterst westelijke deel van het westelijk gelegen terreindeel (zie bijlage 4). Binnen het overige deel van het westelijk gelegen terreindeel, als ook het gehele oostelijk gelegen terreindeel, zullen geen bodemverstorende ingrepen gaan plaatsvinden of zullen zich beperken tot de huidige bouwvoor (bovenste 30 cm).

Advies Geadviseerd wordt om ter plaatse van de locaties waar het parkeerterrein, het entreegebouw en het houten herdenkingsgebouw worden gerealiseerd, een inventariserend veldonderzoek te laten uitvoeren, door middel van een karterend booronderzoek met een verdicht boorgrid van 12,5 x 15. Tevens dient dit onderzoek te worden uitgevoerd in combinatie met een oppervlaktekartering, nadat de locaties zijn omgeploegd en na een periode van neerslag, waardoor eventueel aanwezige oppervlakte-vondsten zichtbaar zijn aan het maaiveld. Een visuele inspectie van de locaties dient logischerwijs te worden uitgevoerd tijdens de oppervlaktekartering, om daarmee in het bestaande reliëf geïsoleerde fenomenen te kunnen waarnemen die al dan niet kunnen duiden op de aanwezigheid van grafheuvels, dan wel van militaire structuren uit de Tweede Wereldoorlog.

Indien uit de resultaten van het karterend booronderzoek en de oppervlaktekartering blijkt dat er sprake is van een archeologische vindplaats, dan geeft dit aanleiding om een vervolgonderzoek te laten uitvoeren. De te hanteren onderzoeksmethodiek voor het archeologisch vervolgonderzoek dient in overleg met het bevoegd gezag (gemeente Arnhem) te worden bepaald.

Econsultancy wil de opdrachtgever erop wijzen dat dit advies nog niet betekent dat de bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Arnhem), die vervolgens een selectiebesluit neemt.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-2b8-gjhx
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-6cb1-y4
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:68843
Provenance
Creator Broeke, E.M. ten
Publisher Econsultancy
Contributor Econsultancy
Publication Year 2017
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.830 LON, 52.002 LAT); Gelderland; Gemeente Arnhem; Arnhem; Sportlaan (ong.)